Pagina's

zondag 30 september 2012

Catechese in de school bij Maria (11)

Commentaar op De Ware Godsvrucht van Montfort (226 - 233)

IN PRAKTIJK OMGEZET
Handschrift van Montfort
Tot hiertoe schreef Montfort theoretisch over de devotie die hij promoot. Hij onthoudt uit de bijbel vooral dat God met de beslissende medewerking van de mens werkzaam wil zijn. Onder zijn vele medewerkers onderscheidt Maria zich omwille van wat Hij met haar medewerking tot stand heeft gebracht: de menswording, een gebeuren dat Hij blijft verderzetten, mens worden in mensen. De doopgenade is hiervoor de aanzet, maar weinigen zijn er zich van bewust. Het is een misvatting dat je door je doopsel automatisch christen bent. Het doopsel biedt je alles wat nodig is om christen te worden, een steunpunt te zijn voor God in deze wereld en Hem handen en voeten geven om vele anderen te bereiken. Ook bij dit wordingsproces is Maria actief. Daarom, zo zegt Montfort, bied haar ruimte in je leven om de taak die zij gekregen heeft te vervullen. Met mooie grote letters maakt de auteur duidelijk dat hij een nieuw deel gaat aanvatten: "Bijzondere praktijken van deze devotie." 

Voortgaan

Laten we even het merkwaardige nummer 119 terugnemen: “Omdat het wezen van deze devotie bestaat in het innerlijk dat moet worden gevormd, zullen niet alle mensen er evenveel van 'begrijpen’. Enigen, in feite de meesten, zullen bij de uiterlijke kant ervan blijven staan en het daarbij laten. Anderen, een kleine groep, zullen wel tot het innerlijke ervan doordringen, maar niet hoger dan één trap opklimmen. Wie zal de tweede bestijgen en wie de derde bereiken? Tenslotte: wie zal er bestendig vertoeven? Alleen hij, aan wie de geest van Jezus Christus dit geheim zal openbaren. Hij zelf zal de heel getrouwe mens erheen leiden om hem te doen voortgaan van deugd tot deugd, van genade tot genade en van licht tot licht. Zo komt hij tot de omvorming van zichzelf in Jezus Christus, tot de volle rijkdom van zijn volwassenheid op aarde en van zijn glorie in de hemel” (WG 119).
Elk onderdeel van deze passage verdient aandacht. Ik verwijs enkel naar de wijze waarop Montfort uitdrukt dat het om een proces gaat, om een voortgaan dat tot volwassenheid voert. Het hoogtepunt van het christen zijn bestaat in de omvorming van de gedoopte in Jezus Christus.

"Het innerlijk dat moet worden gevormd"

"Het innerlijk dat moet worden gevormd", wat bedoelt hij daarmee? In zijn Mariageheim staat het kort verwoord. Je merkt er dat hij zeer hoog mikt en dat het niet van vandaag op morgen kan worden gerealiseerd: “Christen, levend evenbeeld van God en vrijgekocht door het kostbaar bloed van Jezus Christus, God verlangt van je dat je hier op aarde even heilig wordt als Jezus en daarna deelt in zijn heerlijkheid. Er is geen twijfel over: je roeping als gedoopte bestaat erin dat je de heiligheid van God zelf verwerft. … Alleen God met zijn genade kan dit tot stand brengen” (MG 3). Dit leer je in de school van Maria. De oefeningen die hij gaat aanreiken brengen je naar die school.

Een mijlpaal

Zoals Abraham, zoals Mozes… zoals Maria moet je durven ingaan op Gods vraag, je in beweging zetten, zijn medestander worden. 
Mijlpaal
In zijn opleidingstijd, en naderhand in zijn priesterloopbaan, was Montfort in contact met de jezuïeten en hij heeft er hoogstwaarschijnlijk de weldaad ontdekt van de spirituele weg die Ignatius aanreikt om tot vereniging met Jezus Christus te komen. Of hij die oefeningen als zodanig heeft gedaan weten we niet, maar hij hanteert eenzelfde patroon. Hij stelt een aaneengesloten tijd voor die voert tot een bewuste vernieuwing van je verbond met God. Om hierin beter te slagen raadt hij ten stelligste aan beroep te doen op Maria.
Begin, zo zegt hij, met minstens twaalf dagen te nemen om je in de bijbel te situeren, zelf acteur te worden in het handelen van God, en neem daarna drie weken voor intens gebed (227). Meerderen die op de suggesties van de auteur zijn ingegaan, spreken achteraf van een mijlpaal in hun leven. Trouwens, de wijze waarop onze schrijver de dag van de toewijding in kader zet, zal aantonen hoe belangrijk die stap wel is.

De twaalf dagen

Bijbel
Voor de twaalf dagen suggereert Montfort zich “te ontdoen van de wereldse geest die in strijd is met de geest van Jezus Christus… Ik heb hierover gesproken in het eerste deel van deze Voorbereiding op het Rijk van Jezus Christus” (227). Het ‘denken’ van God en zijn komen naar de mensen is heel anders dan wij ons te gemakkelijk voorstellen. De handelwijze van God ontdekken vraagt tijd en gewenning. Johannes Paulus II getuigt in dit verband: “Het volstaat niet de tekst eens gelezen te hebben… Talloze keren ben ik op bepaalde passages teruggekomen… en heb tenslotte begrepen hoe Maria je tot bij Christus brengt.” Juist deze ontmoeting met de levende Heer geeft een nieuwe dimensie aan je hele doen en laten.

De drie weken

Voor de eerste week die hierop volgt suggereert onze schrijver om tot zelfkennis te komen. De beeldtaal die hij hanteert – een slak, een pad, een zwijn, een slang, een bok –  schrikt sommigen af en ze concluderen dat Montfort een zwartkijker is, maar als je erbij stilstaat ontdek je hoe hij met ironie ons wil wakker schudden. De plastische uitdrukkingen verwijzen naar de nummers 78-82 waar hij het contrast scherp stelt tussen ons en de nieuwe mens die Jezus Christus is, de mens die wij moeten worden. Vooral biddend kom je tot inzicht:  “Men moet de Heer en zijn heilige Geest vragen om verlichting, met de volgende woorden: "Heer, laat mij zien", of  "Laat mij mezelf kennen", of "Kom, heilige Geest." Dagelijks moet men de litanie van de heilige Geest bidden met het daaropvolgende gebed … Men moet zijn toevlucht nemen tot de allerheiligste Maagd en haar deze belangrijke genade vragen, de grondslag van alle andere, door het dagelijks bidden van het Ave Maris Stella en haar litanie” (228). Deze sfeer van gebed is onmisbaar voor het hele circuit van de 30 dagen.
Voor de tweede week vraagt de schrijver na te gaan wie Maria is in de ogen van God en wie jij bent in zijn ogen. Bij je doopsel namelijk liet Hij zijn blik ook op jou rusten met de vraag: doe ook jij mee? Het spreekt vanzelf dat je voor het antwoord op die vraag steun vindt bij Maria. Hij suggereert daarom bijkomende gebeden: “Zoals in de eerste week bidt men ook nu de litanie van de heilige Geest en het Ave Maris Stella, en dagelijks ook een rozenkrans of tenminste een rozenhoedje tot deze intentie” (229).
Gedurende de laatste week vraagt hij je te concentreren op Jezus Christus, de ‘gezondene’ van de Vader naar de mensen in het algemeen, maar ook naar jou. Hij is het Woord van God tot jou persoonlijk gericht, speciaal in deze dagen. Zoals Hij vóór zijn hemelvaart aan de eerste leerlingen beloofde, zo is Hij nu ook voor jou de ‘bidder’ bij de Vader. Naast de vaste gebeden verwijst Montfort naar een gebed van de heilige Augustinus (cf. nr. 67) en gebeden als:  “Heer, laat mij U kennen!” of  “Heer, laat mij zien wie U bent!” en de litanie van Jezus (230).

De pedagoog

Montfort
Nogmaals, het gaat niet om een wonderformule, maar om een sfeer die toelaat dat je in de ‘wereld van God’ terecht komt, zoals dat Maria is overkomen toen, door de werking van de Heilige Geest, God mens geworden is (cf. WG 6). 
Als goede pedagoog wordt Montfort heel concreet: onderteken en dateer de geschreven tekst die je uitspreekt en doe die dag iets bijzonders. Hij spreekt over een ‘schatting’, een uiterlijk teken waarmee je toont dat je meent wat je opgeschreven hebt. “Naar ieders godsvrucht en vermogen kan deze schatting bestaan in een dag vasten, een versterving, een aalmoes of een kaars. Een speld zou reeds voldoende zijn als huldeblijk, mits met een liefdevol hart gegeven, want Jezus ziet alleen naar de goede wil.” “Minstens eenmaal per jaar op dezelfde dag, moet deze toewijding worden hernieuwd, met de beoefening van dezelfde praktijken gedurende drie weken. Trouwens elke maand, of zelfs elke dag, kan men dit alles hernieuwen met deze weinige woorden: “Ik ben helemaal van u en al wat ik bezit behoort u toe, beminnelijke Jezus, door Maria, uw heilige Moeder” (232-233).

Frans Fabry

We lezen in 'De Ware Godsvrucht' 226 tot en met 233

Hieronder is de integrale tekst gepubliceerd uit 'De Ware Godsvrucht'.  We volgen met u de nummers 226 tot en met 233


HOOFDSTUK 8

BIJZONDERE PRAKTIJKEN VAN DEZE DEVOTIE

§ 1: UITERLIJKE PRAKTIJKEN

226. De kern van deze devotie bestaat ongetwijfeld in het innerlijke. Toch kent ze ook verschillende uiterlijke praktijken die men niet moet verwaarlozen. Het ene moet men doen en het andere niet laten (Mt 23,23). Immers, wanneer men de uiterlijke praktijken goed verricht, betekenen ze een steun voor de innerlijke. Ook laat de mens zich nu eenmaal door het zintuiglijke leiden; het herinnert hem namelijk aan datgene wat hij gedaan heeft of doen moet. Bovendien dragen de uiterlijke praktijken bij tot stichting van de evenmens die ze ziet, wat niet het geval is bij louter innerlijke praktijken.

Laat dus niet een of andere wereldling of vitter zich hiermee bemoeien en beweren dat de ware devotie in het hart zetelt, dat men het uiterlijke moet vermijden, dat er ijdelheid in schuilen kan en dat men zijn devotie moet verbergen enzovoort. Ik antwoord hun met mijn Meester: Laat de mensen uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is (Mt 5,16). Niet, zegt de heilige Gregorius, dat men zijn werken en uiterlijke devoties moet verrichten om de mensen te behagen en ervoor geprezen te worden: dat zou inderdaad ijdelheid zijn. Maar soms verricht men ze in het bijzijn van mensen om God te behagen en Hem daardoor te doen verheerlijken, zonder zich om menselijke verachting of lofprijzing te bekommeren.

Ik zal slechts in grote lijnen enige uiterlijke praktijken vermelden. Ik noem ze uiterlijk, niet omdat ze zonder innerlijke gezindheid geschieden, maar wegens hun uiterlijk aspect, waardoor zij zich van de zuiver innerlijke praktijken onderscheiden.

1° Praktijk: de toewijding zelf

227. De mannen en vrouwen die zich deze bijzondere devotie eigen willen maken - ze is niet als broederschap opgericht, ofschoon dit wenselijk zou zijn - moeten zich eerst minstens gedurende twaalf dagen ontdoen van de wereldse geest die in strijd is met de geest van Jezus Christus. Ik heb hierover gesproken in het eerste deel van deze “Voorbereiding op het Rijk van Jezus Christus”. Vervolgens dienen zij drie weken te besteden om zich door de allerheiligste Maagd met de geest van Jezus Christus te vervullen. Zij kunnen daarbij als volgt te werk gaan:

228. Gedurende de eerste week moet men al zijn gebeden en oefeningen van godsvrucht gebruiken om zelfkennis te vragen en berouw over zijn zonden; en alles moet men doen in een geest van nederigheid. In dat verband kan men ook als meditatiestof gebruiken wat ik over onze slechte inborst heb geschreven. Gedurende de zes dagen van deze week beschouwe men zichzelf dan als een slak, een pad, een zwijn, een slang en een bok. Ook kan men deze drie uitspraken van de heilige Bernardus overwegen: “Bedenk wat u was: smerig zaad; wat u bent: een zak drek; wat u zult zijn: voedsel voor de wormen”. Men moet de Heer en zijn heilige Geest vragen om verlichting, met de volgende woorden: “Heer, laat mij zien”; of “Laat mij mezelf kennen” of “Kom, heilige Geest”. Dagelijks moet men de litanie van de heilige Geest bidden met het daarop volgend gebed, aangegeven in het eerste deel van dit werk. Men moet zijn toevlucht nemen tot de allerheiligste Maagd en haar deze belangrijke genade vragen, de grondslag van alle andere, door het dagelijks bidden van het Ave Maris Stella en haar litanie.

229. Tijdens de tweede week moet men zich elke dag bij al zijn bidden en werken beijveren om de allerheiligste Maagd te leren kennen. Men moet deze kennis vragen aan de heilige Geest. Men kan lezen en overwegen wat wij daarover hebben gezegd. Zoals in de eerste week bidt men ook nu de litanie van de heilige Geest en het Ave Maris Stella, en dagelijks ook een rozenkrans of tenminste een rozenhoedje tot deze intentie.

230. De derde week dient om tot de kennis van Jezus Christus te komen. Men kan hieromtrent lezen en bemediteren wat wij daarover hebben gezegd, alsmede het gebed van de heilige Augustinus bidden, dat wij zo ongeveer in het begin van dit tweede deel hebben neergeschreven. Men kan ook nog honderden keren per dag met dezelfde heilige herhalen: “Heer, laat mij U kennen!” Ofwel: “Heer, laat mij zien wie U bent!” Evenals de vorige weken wordt de litanie van de heilige Geest gebeden, het Ave Maris Stella, en men voege er nu dagelijks de litanie van Jezus aan toe.

231. Wanneer deze drie weken om zijn, gaat men biechten en communiceren, met de bedoeling zich als liefdeslaaf weg te schenken aan Jezus Christus door de handen van Maria. Na de Communie, als het kan volgens de hierna nog aan te geven methode, wordt de formule van zijn toewijding uitgesproken; ook deze vindt men hierna. Deze moet men schrijven of laten schrijven als er geen gedrukt formulier voorhanden is. Nog dezelfde dag moet men ze ondertekenen.

Contrat d'alliance
van Montfort
232. Ook is het goed, Jezus Christus en zijn heilige Moeder die dag een schatting aan te bieden; vooreerst als boete voor zijn vroegere ongetrouwheid aan de doopbeloften, vervolgens om zijn afhankelijkheid van de opperheerschappij van Jezus en Maria te betuigen. Naar ieders godsvrucht en vermogen kan deze schatting bestaan in een dag vasten, een versterving, een aalmoes of een kaars. Een speld zou reeds voldoende zijn als huldeblijk, mits met een liefdevol hart gegeven, want Jezus ziet alleen naar de goede wil.

233. Minstens eenmaal per jaar op dezelfde dag, moet deze toewijding worden hernieuwd, met de beoefening van dezelfde praktijken gedurende drie weken. Trouwens elke maand, of zelfs elke dag, kan men dit alles hernieuwen met deze weinige woorden: “Ik ben helemaal van u en alwat ik bezit behoort u toe, beminnelijke Jezus, door Maria, Uw heilige Moeder”.