Commentaar op de Ware Godsvrucht (14 - 46)
God die voortbrengt
In
de aanzet van deze reeks hebben we vastgesteld hoe Montfort start met de
aandacht te vestigen op de verrassende wijze waarop God naar de mensen is
toegekomen, namelijk door Maria. Wat kunnen wij daaruit leren? En wat heeft zij
met ons te maken?
"Voortgekomen uit de
handen van de Allerhoogste"
Montfort stelt dat Maria voor de volle honderd procent een schepsel is,
helemaal mens zoals jij en ik. Hij gebruikt hiervoor een uitdrukking die je
meermaals in de bijbel aantreft en doet denken aan de vergelijking van God met
de pottenbakker bij Jeremia: voortgekomen
uit de handen van de Allerhoogste (14).
Als de pottenbakker niet tevreden is over zijn werkstuk, kneedt hij de
leem opnieuw en herbegint tot hij een vaas heeft die hem bevalt. Zo is Maria
voortgekomen uit de handen van de Allerhoogste, met het doel dat Hij voor ogen
had, de uitvoering namelijk van zijn plan: een nieuwe hemel en nieuwe aarde
voor alle mensen tot stand brengen.
De schepping
De 72 boeken van de bijbel vormen één geheel en geven het grootse
scheppingsverhaal weer met als apotheose de dood van Jezus en zijn verrijzenis.
Vanuit dit inzicht noemt Paulus de verrezen Heer de "eerstgeborene van de
nieuwe schepping."
Paus Benedictus XVI schrijft in zijn
brief over het Woord van God: “De bijbelse openbaring zit diep geworteld in de
geschiedenis. Gods plan is geleidelijk zichtbaar geworden en heeft zich
langzaam in opeenvolgende fases verwezenlijkt, vaak ondanks en doorheen het
verzet van de mensen. God kiest een volk en brengt geduldig de opvoeding ervan
tot stand.”
“Toen eindelijk de tijd rijp was, heeft God zijn Zoon gezonden, geboren uit
een vrouw”, zo duidt Paulus in zijn Galatenbrief het beslissend moment van de
intrede van Jezus in de geschiedenis aan. Het ‘afdalen’ van Jezus en zijn
‘opstijgen’ naar de Vader is het onomkeerbare gebeuren in Gods scheppingswerk,
en Montfort wijst op de plaats die Maria hierbij had en behoudt: “Wanneer ik
uitga van de zaken zoals ze zijn en zie dat God zijn grootste werken heeft
willen beginnen en voltooien door bemiddeling van de allerheiligste Maagd,
vanaf het ogenblik dat Hij haar geschapen had, dan mogen wij met een gerust
hart aannemen dat Hij in alle eeuwigheid niet van gedragslijn zal veranderen.
Hij is immers God: Hij verandert niet van idee of van handelwijze” (15).
Om het ‘afdalen’ van Jezus te
verwoorden gebruikt Montfort woorden die rechtstreeks verwijzen naar het
scheppingsverhaal: “God de Zoon is in haar maagdelijke schoot neergedaald als de nieuwe Adam in zijn aards paradijs”…(18).
Het gaat duidelijk om de nieuwe schepping. Montfort gaat in op dit gebeuren en
roept zijn verwondering uit: “Wat een bewonderenswaardige en onbegrijpelijke
afhankelijkheid van een God”, en prikt al even door naar een van zijn
conclusies: als Jezus zich zo afhankelijk heeft gemaakt van Maria, waarom
zouden wij er dan voor terugschrikken?
Maria en de Kerk
Om de intieme band tussen Jezus Christus en de gedoopten, te duiden
gebruikt Paulus het beeld van het lichaam: het gaat om één lichaam, waarvan
Jezus het hoofd is en de gedoopten de ledematen. Tegen die achtergrond duidt Montfort
de band tussen Maria en de gedoopten, de Kerk: “Met Maria en in haar heeft de
heilige Geest zijn meesterwerk tot stand gebracht: een mens geworden God. Op
dezelfde wijze verwekt Hij nog dagelijks, tot het einde van de wereld, … de
ledematen van het lichaam van dat aanbiddelijke hoofd” (20). Hij zal dit steeds
meer gaan uitwerken.
Terloops iets over de actualiteit van Montforts visie. Hij beschikte in de
18de eeuw natuurlijk niet over de huidige bijbelvertalingen en de moderne
technieken van de exegese, maar zijn conclusies zijn correct. Zo stellen wij
vast dat Vaticanum II zijn intuïties over de plaats van Maria en haar
werkzaamheid met betrekking tot de gelovigen niet heeft afgeschreven maar uitgediept.
Het is geweten dat de Belgische bisschoppen met hun theologen een belangrijke
bijdrage hebben geleverd in het tot stand komen van grote conciliedocumenten.
Toen men aan Magister Philips, redacteur van de tekst over Maria, vroeg of hij
toen het geschrift van Montfort bij de hand had, antwoordde hij: ik had het
niet op mijn werktafel liggen maar droeg het mee in mijn hart. In 2003 schreef
Johannes Paulus II een speciale brief aan de montfortaanse familie. Hij wees op
de nauwe band tussen de intuïties van Montfort en het conciliedocument Lumen
Gentium, en vroeg om bij de mensen het vertrouwen levendig te houden in de moederlijke
zorg van Maria.
Vroeger, uit respect voor haar, plaatste men Maria graag hemelhoog. Men
onderstreepte ermee de scheiding tussen haar en de zondige wereld. Het was
alsof zij meer thuishoorde bij God dan bij de mensen. Dankzij een aandachtig
herlezen van de bijbelse gegevens plaatst Vaticanum II haar in het Godsvolk:
zij is niet alleen een eminent lid van de Kerk, maar is tevens met de mensen begaan.
Zij trekt met de gelovigen mee op naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. “Met
moederlijke liefde draagt zij zorg voor de broeders en zusters van haar Zoon
die nog onderweg zijn, en in gevaren en angsten
verkeren, tot zij het gezegende vaderland bereiken” (LG 62).
De term ‘uitverkorenen’
Op dezelfde wijze ziet Montfort de plaats van Maria in de Kerk. Om het
onder woorden te brengen grijpt hij naar het opmerkelijke boek Ecclesiasticus, nu Wijsheid van Jesus Sirach genaamd, een joodse schrijver in de
tweede eeuw voor Christus. Hij wilde zijn geloofsgenoten bemoedigen en daar was
alle reden toe. Inderdaad, van het Joodse volk dreigde niets meer over te
blijven. Niet alleen was het land reeds lang door de Syriërs bezet, maar
bovendien had de nieuwe koning op het tempelplein in Jeruzalem een groots beeld
opgericht ter ere van Zeus en verhinderde er elke andere cultus. Het was voor
de overgebleven gelovigen alsof het werk van God met het Joodse volk definitief
ten einde ging. De schrijver blijft echter geloven dat God zijn in gang gezette
werk zal verder zetten en dat Hij, zoals vroeger, blijft rekenen op enkelen.
Hij herneemt hiervoor de term het ‘uitverkoren volk’ en noemt het nu eens ‘Jacob’,
dan weer ‘Israël’.
Om Maria te duiden midden tussen de kwetsbare ‘uitverkorenen’ van God puurt
Montfort een paar een zinnetjes uit het boek Ecclesiasticus. Ik vertaal de term ‘uitverkorenen’ met de betekenisvolle
uitdrukking ‘mijn medestanders’ of ‘mijn vrienden’.
"Daar is uw plaats"
Onze schrijver laat God de Vader tot Maria zeggen: “Vestig u in Jacob.”
Daar - midden tussen mijn
‘uitverkorenen’, mijn medestanders, mijn vrienden - is uw plaats; wees voor hen een echte moeder (29-30).
En God de Zoon zegt tot Maria: “Israël
zal uw erfdeel zijn.” Ontvang het
Godsvolk als erfdeel, het wordt uw bezit. Draag
er verantwoordelijkheid voor: “Als een goede moeder moet u hen
voortbrengen, voeden, grootbrengen en als grote Meesteres moet u hen leiden,
besturen en verdedigen” (31).
God de heilige Geest van zijn kant zegt tot haar: “Schiet wortel in mijn uitverkorenen”… Wees werkzaam in hen. “Laat al uw deugden wortel schieten in mijn
‘vrienden’ om ze te doen groeien
van deugd tot deugd en van genade tot genade… Laat Mij met vreugde in hen de wortels
terugvinden van uw onoverwinnelijk geloof, uw diepe nederigheid, uw algehele
versterving, uw verheven gebed, uw vurige naastenliefde en al uw andere
deugden…” (34).
“…Wanneer Maria eenmaal in een ziel heeft wortel
geschoten, dan brengt zij er
wonderen van genade voort zoals zij alleen dat kan.” (35).
“…Wanneer de heilige Geest, haar Bruidegom, haar in een ziel aantreft dan vliegt Hij erheen,
neemt er volledig zijn intrek en deelt zich overvloedig mee aan die ziel” (36).
wonderen van genade voort zoals zij alleen dat kan.” (35).
“…Wanneer de heilige Geest, haar Bruidegom, haar in een ziel aantreft dan vliegt Hij erheen,
neemt er volledig zijn intrek en deelt zich overvloedig mee aan die ziel” (36).
Als conclusie
Het kan niet anders dan dat Maria een grote zeggingsschap over de
‘vrienden’ van God heeft gekregen, trouwens de geschiedenis getuigt ervan dat Zij
haar taak ter harte neemt (37- 48).
De volgende aflevering zal gaan over Maria en de voltooiing van Gods werk
(49-59).
p. Frans Fabry
Nota:
De cijfers tussen haakjes verwijzen naar de nummers in Ware Godsvrucht. LG met
een cijfer verwijst naar het conciliedocument Lumen Gentium.