Pagina's

zondag 9 december 2012

Edward Poppe


Edward Poppe
Wij onderbreken de reeks Catechese in de school bij Maria met deze sterke getuigenis van onze landgenoot, de zalige Edward Poppe, die nu 100 jaar geleden, de oriëntaties van Montfort in De Ware Godsvrucht grondig ter harte heeft genomen. In de advent van 1912 is hij 'opnieuw geboren', in de zin van Jezus'woorden tot de verbaasde Nicodemus: "Alleen wie opnieuw geboren wordt, kan het Rijk Gods zien." Om zo getrouw mogelijk het proces te volgen dat hij heeft doorlopen citeren wij zijn dagboek dat een typische stijl meebracht: hij schrijft niet om door een buitenstaander gelezen te worden, maar richt zich rechtstreeks tot Jezus of Maria. Het zijn intieme gebeden van iemand die zich klein voelt en toch durft in te gaan op de uitdaging van het evangelie.


Edward Poppe - 100 jaar geleden opnieuw geboren

13 maart 1912

Op 13 maart 1912 mag Edward zijn soldatenplunje ruilen voor de seminaristentoog. En wat is hij gelukkig!  Diezelfde week nog schrijft hij aan zijn zus in het klooster: “Mijn wens is volbracht: ik ben seminarist en wellicht de gelukkigste van de wereld”! En hij voegt eraan toe dat hij goed wist dat er “veel werelds en menselijks bestond onder Gods geestelijken”, maar dat hij vast besloten is om met Gods hulp een goede priester te worden. Een medeseminarist, Jean Gravin had hem al eerder een boekje in de hand gestopt met de woorden: “Lees dit eens, maar eerst goed bidden tot de heilige Geest”. Het was de originele versie (in het Frans) van de Verhandeling van Ware Godsvrucht tot de Allerheiligste Maagd van de toen nog zalige Montfort.

Edward begint er aan, maar het valt hem erg tegen. Jean Gravin had het voorzien, probeert uitleg te geven en dringt aan: “Herbegin nog eens”. Hij doet het en daarna nog een derde keer. Stilaan ontdekt hij, doorheen de uiterlijke onvolmaaktheden van vorm en taal, de bijbelse diepgang van het geschrift. Op die 13 maart 1912 begint hij zijn allereerste dagboek met het citaat uit de Ware Godsvrucht: “Totus tuus…” “Ik ben geheel de uwe en al het mijne behoort u toe”. Johannes-Paulus II heeft op zijn manier deze woorden wereldberoemd gemaakt.  Voor alle duidelijkheid:  het is een gebed gericht tot Maria om stap voor stap meer volwassen christen te worden.

Op de eerste bladzijde van zijn dagboek kopieert Edward een hele passage uit De Ware Godsvrucht. Als je terugblikt op zijn leven zou je zeggen dat de ijverige seminarist hier zijn leefregel neerschreef:  “De ware devotie tot de heilige Maagd is 'heilig'. Ze brengt iemand ertoe de zonde te vermijden, de deugden van de allerheiligste Maagd na te volgen, vooral haar diepe nederigheid, levendig geloof, blinde gehoorzaamheid, voortdurend gebed, algehele versterving, hemelse zuiverheid, vurige liefde, heldhaftig geduld, engelachtige zachtmoedigheid en hoogverheven wijsheid. Dat zijn immers de tien voornaamste deugden van de allerheiligste Maagd” (WG 108).

Een uitdagend project

Enkele dagen later is het 25 maart, feest van de Aankondiging van de Heer. Een zinsnede bij Montfort treft hem bijzonder: “Jezus Christus gevangene en slaaf in de schoot van Maria, in alles van haar afhankelijk” en hij staat stil bij het mooie gebed “Jezus levend in Maria”. Van 25 maart tot 25 december zijn uitgerekend negen maanden. Samen met Jezus levend in Maria, wil hij zich voorbereiden op het geboortefeest van Kerstmis. Hij vraagt aan Maria hem in deze maanden bij haar op te nemen en te doen groeien van deugd tot deugd en van genade tot genade.

Elke dag bezoekt hij de Lourdesgrot in de tuin van het seminarie en kopieert een paar bladzijden uit het boekje van Montfort. Een passage treft hem bijzonder: “De heilige Augustinus overtreft zichzelf en al wat ik (Montfort) zo-even heb gezegd, wanneer hij stelt, dat alle uitverkorenen in deze wereld verborgen zijn in de schoot van de allerheiligste Maagd, om er gelijkvormig te worden aan het beeld van de Zoon Gods. Daar bewaart, voedt en onderhoudt die goede moeder hen” (33).

Een eerste maal Scherpenheuvel

Op Hemelvaartdag – dat jaar op 16 mei –  gaan alle seminaristen op bedevaart naar Scherpenheuvel. Edward beleeft er een hoogtepunt. Hij heeft het hele toewijdingsgebed van Montfort overgeschreven en, neergeknield in de koepelkerk, herneemt hij langzaam en met volle overtuiging zin na zin, vooral de passage waarin hij zich tot Maria wendt:

“Ik, Edward Johannes Maria Poppe, ontrouw en zondig als ik ben,hernieuw en bekrachtig heden in uw handen de beloften van mijn doopsel. Ik verzaak voor altijd aan Satan, aan zijn begoochelingen en zijn gedoe, en ik geef mij geheel en al aan Jezus Christus, de mens geworden Wijsheid, om achter Hem mijn kruis te dragen, alle dagen van mijn leven, en om Hem voortaan trouwer te dienen...

En nu kies ik u, in tegenwoordigheid van heel de gemeenschap van de heiligen, tot mijn moeder en meesteres. Als slaaf geef ik u en wijd ik u toe mijn lichaam en mijn ziel, mijn innerlijke en uiterlijke goederen, zelfs de waarde van mijn goede werken in verleden, heden en toekomst. Ik laat u het volledige recht om zonder enig voorbehoud van mijn kant over mij en al het mijne te beschikken, naar uw inzicht, tot meerdere eer van God, in tijd en eeuwigheid…

…Moeder van Barmhartigheid, geef mij de genade om de ware Wijsheid van God te verkrijgen. Neem mij op bij hen die gij bemint, onderricht, leidt, onderhoudt en beschermt als uw kinderen en slaven. Trouwe Maagd, maak van mij in alles een volmaakte leerling, navolger en slaaf van de mens geworden Wijsheid, Jezus Christus, uw Zoon. Dat ik door uw tussenkomst en door uw voorbeeld kom tot de volheid van zijn leven op aarde en van zijn glorie in de hemel. Amen”.

De kruinschering

Van 16 tot 19 oktober 1912 heeft de voorbereidingsretraite plaats op de kruinschering. Er wordt uitgelegd hoe het een verwijzing is naar de met doornen gekroonde Christus en dat elke priester in zijn leven een dosis lijden meekrijgt. Het schrikt hem niet af, want in zijn toewijdingsgebed had hij het reeds uitgedrukt: “… Ik geef mij geheel en al aan Jezus Christus, de mens geworden Wijsheid, om dagelijks mijn kruis op te nemen en Hem na te volgen”. In zijn dagboek schrijft hij: “Mijn lieve goede moeder Maria, ik zal aan mijn roeping niet verzaken wegens het vooruitzicht dat mijn hoofd met doornen zal gekroond worden, dat er een lans in mijn hart zal gestoken worden, dat ik gekwetst en vernederd zal worden in lichaam en ziel… Maar ik reken daarvoor op uw moederlijke bijstand: maak van mij een andere Jezus; ik ben en blijf geheel de uwe en al het mijne hoort u toe…”.

Maak van mij een andere Jezus: hij denkt aan de maanden die achter hem liggen en kijkt vooruit naar het naderende Kerstfeest. Om nog met meer nadruk zijn diepste verlangen te uiten besluit hij zijn toewijding nogmaals te herhalen, maar dan na de 30 dagen voorbereiding zoals Montfort het in zijn boekje suggereert. In zijn nota’s stel je vast dat hij dat met grote stiptheid doet, dag na dag. En hij wordt zelfs heel vertrouwelijk met Maria en geeft haar soms troetelnaampjes zoals ‘mamanke chérie’, ‘mèrke chérie’. Soms lees je dat hij heel hoog mikt: “Gedoog niet, Moeder, dat ik mij vergenoeg met een halfslachtig leven… Dek mij toe met uw wijde mantel. Maak van mij, ondanks mijn gebreken, een andere Christus…”.

Advent 1912

De laatste week van die 30 dagen valt samen met de eerste week van de Advent, dat jaar van 1 tot 7 december. Aansluitend, op 8 december 1912, feest van de Onbevlekte Ontvangenis en tweede zondag van de Advent, trekt hij voor een derde keer in dit jaar naar Scherpenheuvel. Hij herneemt er met nog meer toeleg de toewijdingtekst die hij al tweemaal in Scherpenheuvel gebruikt had en, zoals Montfort het suggereert, zet hij er opnieuw plaats en datum bij en ondertekent. Hij maakt er telkens een officiële acte van.

Zijn dagboek getuigt ervan dat hij boordevol vertrouwen is: “Luister eens, mijn lieve, goede Mama: herinner jij je nog de 25ste maart? Het is nu bijna negen maanden geleden. Weet je nog hoe ik toen gebeden heb en wat ik verlangde? Ik heb mij toen aan jou gegeven: mijn wil, mijn verstand, mijn hart… Jij hebt mij toen in je schoot ontvangen, mij je nieuwe Jezus, opdat ik, door de werking van de heilige Geest in jou gevormd, je ware zoon zou worden, gewonnen en geboren uit jou… Je draagt me in je moederschoot. Ik snak naar het leven in God en naar het leven van God in de zielen. Jij ook verlangt naar de komst van de nieuwe Jezus… Mijn lieve Mama, nu nadert het einde: weldra zijn we in Bethlehem. Lieve goddelijke Moeder, mag ik je kleine Jezus zijn… O, Moeder, wat zullen we een mooi Kerstfeest vieren!...”

En daarna?

Je zou een grote feestvreugde verwachten, maar we weten dat zijn geestelijke leidsman een domper zet op het gemoed van Edward. De zeer gevoelige Edward krijgt een streng verbod om enige uitdrukking te geven van genegenheid. In zijn dagboek lezen we: “O mijn God, ik neem het vaste voornemen om gehoorzaam te zijn aan alles wat Gij mij door mijn geestelijke leidsman opdraagt…”.  Nooit eerder had een opdracht zo diep in zijn vlees gesneden. De beproeving is groot en duurt de hele vastentijd van 1913 door, maar ze heeft hem sterk gemaakt, meer volwassen. In zijn dagboek vindt je uitdrukkingen die je bijna letterlijk terugvindt op het door Montfort geïllustreerde kruis dat hij in Poitiers aan een groepje vrouwen had geschonken: “Liefde van God”, “aanwezigheid van God”, “nederigheid” , “vertrouwen”, “liefde tot Maria”.

Graf Edward Poppe - Moerzeke
Edward heeft geleerd dat Christus worden veel meer is dan een schattige baby zijn in een kribbe. Successen heeft Jezus gekend, maar ook weerstand en lijden. Zo ook de nieuw geboren Edward, nog steeds seminarist. Toch kon hij zoals Paulus reeds zeggen: ‘ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij’. Die genade heeft hem sterk gehouden en zij is bij anderen voelbaar geworden. Door dag na dag zijn toewijding te hernieuwen is hij steeds meer met Jezus ‘hostie’ geworden. In de grote retraite voor zijn priesterwijding schreef hij met hoofdletters zijn motto ‘Victimatio’, ‘geofferd worden’. Met Christus offergave zijn, dag na dag. Hij is de toewijding blijven hernieuwen, zijn korte leven lang. Maria, zijn Moederke, heeft hem dagelijks bijgestaan en Edward Poppe is vruchtbaar geworden tot ver over de grenzen van Moerzeke.

Frans Fabry