266. 1° Verneder u diep voor het
aanschijn van God. 2° Verzaak aan uw geheel bedorven innerlijk en aan uw
gesteltenissen, hoe fraai uw eigenliefde ze u ook voorspiegelt. 3°
Hernieuw uw toewijding met de woorden: “Ik ben helemaal van u, mijn lieve
Meesteres, met al wat ik bezit”. 4° Smeek die goede moeder u haar hart te
lenen, om daarin haar Zoon met haar eigen gesteltenissen te ontvangen.
Leg haar het volgende voor: de eer van haar Zoon laat niet toe dat Hij in
een hart komt, zo besmet en wispelturig als het uwe, dat Hem zeker van zijn
glorie zou beroven of Hem zou verliezen. Indien zij echter haar verblijfplaats
bij u wil nemen om haar Zoon te ontvangen, kan zij dat door het beheer dat zij
over de harten uitoefent. Haar Zoon zal door haar goed ontvangen worden, zonder
smet, zonder gevaar dat men Hem beledigt of verliest: “Binnenin is God, Hem zal
geen geweld worden aangedaan (V/Ps 45,5). Zeg haar vol vertrouwen dat
alwat u
haar van eigen bezit gegeven hebt, weinig waarde heeft als eerbewijs, maar dat
u haar met deze heilige Communie hetzelfde geschenk wilt aanbieden als de
eeuwige Vader haar aanbood. Dit is toch wel groter eerbewijs dan wanneer u haar
alle goederen van de wereld zou geven. Zeg haar tenslotte dat Jezus in Zijn
enige liefde voor haar, zich nog steeds in haar wenst te vermeien en in haar
rusten wil, al is het dan ook in uw hart, vunziger en armoediger dan de stal
waarin Jezus zonder bezwaar wilde komen, omdat zij er aanwezig was. Vraag haar
met innige aandrang om haar hart: “Ik neem u voor al wat ik heb. Bied mij uw
hart, Maria” (cf Joh 19,27).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten