Na 10 jaar
zaten Kanunnik Blain en Montfort weer tegenover elkaar te Rouen. Montfort
bespreekt met kanunnik Blain zijn plannen voor een nieuwe congregatie. De
voornaamste bedoeling was om hem raad te vragen, maar diep in zijn hart leefde
de stille hoop dat Blain zelf zou toetreden. …
( …)
Kanunnik Blain ging dan ook aanstonds in het offensief. Hij noteerde het
achteraf zelf : « Ik begon met mijn hart eens te luchten over alles
wat ik gehoord had over zijn gedrag en handelwijze. Ik vroeg hem of hij hoopte
ooit mensen te vinden, die zijn manier van leven wilden delen. Een leven als
het zijne, zo arm, zo hard, zo in alles overgeleverd aan de
Voorzienigheid ? Dat was goed voor de apostelen, voor mannen met
bijzondere genaden en deugden, voor
buitengewone mensen, die daarvoor speciale
roeping hadden, maar niet voor de gewone stervelinge, die deze hoge
volmaaktheid onmogelijk konden bereiken en voor wie het zelfs roekeloos zou
zijn het te proberen. Wilde hij andere priesters aan zich verbinden en laten
delen in zijn plannen en werkzaamheden, dan moest hij, ofwel de strengheid van
zijn levenswijze en de graad van zijn volmaaktheidsoefeningen verminderen en
zich wat meer aanpassen aan hun zwakheid en hun gewone manier van leven, ofwel
ervoor zorgen dat ze door een speciale genadebedelingen opgeheven werden tot
zijn niveau. »
Montfort en Blain - Uit het boek 'En haute mer' |
Als enig
antwoord nam Montfort het « Nieuwe Testament » in zij handen. Hij
keek kanunnik Blain recht in de ogen vroeg : « Hebt gij iets af te
keuren op hetgeen Jezus hierin onderwezen heeft en zelf onderhouden ? Kunt
ge mij een levenswijze aantonen, die méér overeenkomt met hetgeen Jezus en de
apostelen hebben voorgedaan : een leven van versterving en armoede,
gegrondvest op een totale overgave aan de goddelijke Voorzienigheid ? Voor
wat mij zelf betreft heb ik dan ook geen andere bedoeling dan deze levenswijze
te volgen en erin te volharden. Wanneer het God zou behagen enige goede
priesters met mij te verenigen om hetzelfde leven te leiden dan zou ik gelukkig
zijn. Maar dat is de zaak van God en niet de mijne.
Hij wachtte enkele
ogenblikken, alsof hij wilde onderzoeken of Blain misschien toch gelijk had.
Maar dan herhaalde hij met klem. «Neen, wat mij betreft, ik kan niet anders
dan dit evangelie volgen in de voetstappen van Jezus en van zijn leerlingen.
Wat kan men hiertegen eigenlijk inbrengen ? Welk kwaad doe ik
hiermee ? Laat hen die mij niet willen volgen, een andere levensweg gaan,
minder moeilijk en minder met doornen bezaaid. Ik heb daar niets op tegen. Want
zoals er verschillende woningen zijn in het huis van de hemelse Vader, zo zijn
er ook verschillende wegen om Hem te bereiken. Ik laat de anderen hun weg
volgen ; laat mij de mijne gaan. Des te meer, daar ge niet kunt ontkennen
dat deze weg de meeste voordelen biedt, omdat Jezus zelf hem heeft gewezen en
aangeraden door zijn voorbeeld. Hij is dus de kortste, de zekerste en de
volmaaktste om bij Hem te komen. »
De eerste
aanval was afgeslagen. Blain kon tegen deze redenering met het evangelie in de
hand weinig inbrengen. Maar hij wilde van de gelegenheid gebruik maken om eens
door te praten. Hij wou nu gaarne uit de mond van Montfort zelf een antwoord
horen op hetgeen ze hem al die jaren verweten hadden : « Allemaal
goed en wel, maar waar vindt ge in het evangelie een aanbeveling voor uw vaak
vreemde manier van optreden ? » Voorbeelden waren er genoeg! Reeds
als seminarist had men Montfort verweten dat hij een « zonderling »
was, die in menig opzicht sterk afweek van de doorsnee seminarist. Dat werd hem
trouwens vooral kwalijk genomen door de leidinggevende personen van
Saint-Sulpice. Zij hielden immers juist vast aan de stelregel, dat een priester
de « gulden middenweg » moest volgen en zo weinig mogelijk de
aandacht op zich vestigen. Maar Montfort stond door zijn vaak onstuimig
optreden in dienst van God voortdurend in het middelpunt van de belangstelling,
ook na zijn priesterwijding, opgehemeld door de enen, afgebroken door de
anderen.
Hij was
bedelaar met de bedelaars, leefde als een zwerver, gaf alles weg tot zelfs zijn
toog, woonde tussen de minstbedeelden in de hospitalen, sloeg herbergen kort en
klein wanneer dronkaards door hun gebral de godsdienstoefeningen verstoorden,
werd trouwens regelmatig door de bisschoppen uit hun diocees verjaagd. Daarom
vroeg Blain : « Waarom doet ge telkens van die gekke dingen ?
Overal wordt ge vervolgd, tegengewerkt, uitgestoten. Ge zoudt veel meer kunnen
bereiken, veel meer hulp en bijstand vinden in uw werk, indien ge uzelf in
bedwang hield, indien ge afstand deed van al die uit de band springende
handelingen, waardoor ge aan andersdenkende en libertijnen wapens in de hand
geeft om het succes van uw werk te ondermijnen. » En de kanunnik noemde
een aantal personen, die bekend stonden om hun heiligheid, maar die toch nooit
in opspraak kwamen. Kon Montfort zich niet aan hun voorbeeld spiegelen?
Het was
natuurlijk niet de eerste keer dat Grignion dit te horen kreeg. Hij huldigde
echter het princiep : doe wel en zie niet om. Maar nu vroeg een vriend
uitdrukkelijk rekenschap. Daarom verdedigde hij zich : « Het is
mogelijk dat ik wat men noemt, vreemde of gekke dingen doe. Ik ben er mezelf
echter niet van bewust, het is niet opzettelijk. Ze zijn me dus waarschijnlijk
aangeboren en door God toegelaten om mij af en toe te vernederen. Zo hebben ze
tenslotte hun nu. Maar toch zou ik eerst eens willen vragen : wat bedoelt
men eigenlijk met gekke en vreemde handelwijze? »
Zonder het
antwoord van Blain af te wachten, ging hij verder : « Indien men
daaronder verstaat : daden van zielenijver en naastenliefde, van
versterving, van heldhaftige deugdbeoefening, dan ben ik blij een
« zonderling » te zijn. Als dit namelijk gebreken genoemd worden, dan
treft men die toch vooral aan bij heiligen ! Het kost trouwens weinig
moeite om in de wereld de naam van « zonderling » te krijgen. Men kan
er zeker van zijn, dan men zo genoemd wordt vanaf het ogenblik dat men zich
niet laat gelijkschakelen met de massa of zijn leven niet in overeenstemming
wil brengen met haar smaak. En zo gezien, is men zelf verplicht een
« zonderling » te zijn.
Jean Baptiste Blain |
Montfort ging
zelfs tot verwondering van zijn confrater in de tegenaanval. Hij kende
inderdaad ook die « wijze » mensen, die Blain hem tot voorbeeld wilde
geven en die nooit in opsraak kwamen : « Er zijn echter verschillende
soort van « wijsheid », die bijvoorbeeld van de « thuisblijvers »
en die van de « volksmissionarissen ». De eerstgenoemden lopen
inderdaad geen enkel risico, ze moeten zich gewoon laten leiden door hun regel
en de heilige gebruiken van hun gemeenschap. Maar een volksmissionaris moet
naar buiten uit Gods glorie zoeken, vaak ten koste van zijn eigen faam. Hij
moet steeds nieuwe initiatieven nemen en staat voortdurend bloot aan kritiek.
Hij gaf nu op zijn beurt een aantal voorbeelden. Verschillende kerkvaders, die
in het volle leven stonden, waren het ook niet altijd eens : Augustinus
redetwistte met Hiëronymus, Epifanius met Chrysostomus, Cyprianus met
Tertullianus. De Vaders keurden Simeon af, die als kluizenaar op een hoge zuil
ging wonen, maar toch een heilige werd. De grote H. Theresia kreeg heel wat
kritiek, maar desondanks zette ze- haar hervormingswerk voort. En werd de
bekende volksmissionaris E.H. Bourdoise (1584-1655) ook niet aangezien als een
grote « zonderling » ?
Montfort, die
in het openbaar zo vaak alle verwijten zonder een woord van zelfverdediging
over zich heen had laten gaan, verweerde zich nu bijna hartstochtelijk
tegenover de man van wie hij gehoopt had dat hij zijn levenswijze zou
delen : « Alle voorbeelden van « wijzen », die gij
daarstraks aanhaalde zijn mensen, die rustig in de beslotenheid van hun
omgeving kunnen blijven zonder naar buiten toe op te treden. Zij kennen
inderdaad geen moeilijkheden. Maar apostolische mensen, die telkens opnieuw ter
wille van Christus iets willen ondernemen, moeten wel van zich doen spreken.
Indien zij uit angst voor wat de wereld zou zeggen hun mond gingen houden dan
hadden de apostelen ongelijk toen ze het rustig Cenakel verlieten om Jeruzalem
binnen te trekken ; dan had Paulus niet zijn vele wereldreizen moeten
maken ; dan had Petrus niet naar Rome moeten gaan om daar te trachten het
kruis op het Capitool te planten. Geen enkele synagoge zou zich tegen de eerste
kleine groep van christenen gekeerd hebben, niemand van hen zou, zoals Christus
zelf, vervolg, gevangen en gemarteld zijn, indien ze veilig waren binnengebleven,
maar dan zou de kerk ook nooit zijn uitgegroeid tot wat ze nu geworden
is ! »
Blain raakt
hoe langer hoe meer onder de indruk. Toch waagde hij een nieuwe
opmerking : « Men zegt dat ge vaak koppig uw eigen wil doordrijft. Is
het niet beter om desnoods wat minder te doen, maar in onderdanigheid aan de
overheid dan iets groots te presteren zonder haar toestemming ? » Dat
was nu wel uitgerekend voor Montfort het ergste en pijnlijkste verwijt. Hij reageerde dan ook
ogenblikkelijk : « In alle gewetensrust kan ik hier verklaren dat ik
nooit bewust aan de gehoorzaamheid tekort gekomen ben. Zij is voor mij trouwens
het zekerste merkteken van de wil van God. Maar ik kan natuurlijk niet beletten,
dat men over mij valse rapporten opmaakt, dat men mij belastert en dat
afgunstige mensen mij zoveel mogelijk kwaad trachten te berokkenen. »
Begreep Blain
wel het hemelsbreed verschil tussen de situatie van een kanunnik in een
bisschopsstad en van een volksmissionaris op het platteland, ver van alles
verwijderd? Daar moest men soms noodgedwongen beslissingen nemen zonder dat men
iemand kan raadplegen. Daarbij gebeurde het en Grignion wist er van mee te
praten, dat een bisschop toestemming gaf om een werk te beginnen, maar die
achteraf onder invloed van vasle beschuldigingen weer introk : « Ik
heb me dan telkens aanstonds onderworpen, ondanks de vele pijnlijke
vernederingen die eraan verbonden waren! Wat moest ik méér doen ? »
vroeg Montfort.
Blain
besloot : « Ik maakte nog een aantal opmerkingen in de overtuiging
dat hij mij het antwoord zou schuldig blijven. Maar zijn reacties waren zo
juist, zo welomschreven, zo doordrenkt van de Geest Gods, dat het mij
verwonderde, hoe hij mij telkens de mond snoerde, waar ik meende het bij hem te
moeten doen. » En later voegde hij
eraan toe : « Montfort heeft zeker zijn fouten gehad, zoals alle
heiligen hun gebreken kenden, wat hun canonisatie niet belette. God wil immers
dat heiligen hun eigen menselijke trekken behouden, zodat ze nederig blijven en
inzien, dat hun deugden tenslotte slechts gaven van Zijn goedheid zijn en dat
alles wat ze bereikten enkel aan Hem te danken was. »
Nederlandse vertaling genomen uit « Alles of
niets » blz 279-283 – H. Hechtermans, smm
Ter overweging
- H. Montfort, ik ben ook, net zoals uw vriend Blain, getroffen door uw originaliteit, omdat…
- Uw gestrengheid en uw lichamelijke verstervingen wekken in mij moeilijkheden…
- Ook vandaag nog haal jij uit je reiszak uw Evangelieboek uit om aan mij te zeggen dat…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten