Pagina's

zondag 20 april 2014

Kleine meditatie uit brief 26 van de H. Montfort


Uit de ‘Brieven’ lezen we brief 26


geadresseerde: zr Catherine de Saint Bernard (GuyonneJeanne)

Herkomst: Parijs 
Datum: 15 augustus 1713
Montfort had in 1703 Claude Poullart des Places, die kort daarna de congregatie van de Missionarissen van de heilige Geest zou stichten, uitgenodigd zich bij hem aan tes luiten om samen te werken « aan het zieleheil in de missies » (Besnard, CIM IV, 278). Hun onderhoud eindigde met deze belofte van des Places: « Als God mij de genade verleent erin te slagen een seminarie te stichten voor behoeftige studenten, moogt gij op missionarissen rekenen. Ik zal ze voorbereiden en gij zult ze aan het werk zetten. Zodoende zult gij voldaan zijn en ik ook » (Besnard, CIM IV, 279). Des Places stierf in 1709. In 1713 onderbrak Montfort zijn werkzaamheden in het bisdom La Rochelle en ging hij weer naar Parijs om met de opvolger van des Places de belofte van de stichter te bespreken. Tijdens dat bezoek, in de maanden juli-augustus, schreef hij zijn zus in Rambervilliers de volgende brief:


Bron: Grandet 337-339
Historische noot:

Leve Jezus, leve zijn Kruis.
Indien gij mijn kruisen en vernederingen tot in de details zoudt kennen, dan betwijfel ik of gij zo vurig zoudt verlangen mij te zien; want ik ben nooit in een of ander land of ik geef een stuk van mijn kruis aan mijn beste vrienden te dragen, vaak tegen mijn of hun wil in. Niemand kan mij steunen of durft het voor mij opnemen zonder dat hij er zelf onder lijdt en soms bezwijkt onder de aanvallen van de hel die ik bestrijd, van de wereld die ik bekamp en van het vlees dat ik vervolg. Een mierennest van zonden en zondaars dat ik aanval, laat mij noch een der mijnen enige rust. Altijd op mijn qui-vive, altijd op doornen en scherpe stenen ben ik als een bal in een kaatsspel: nauwelijk heeft men hem naar de ene kant geworpen of hij wordt naar de andere kant gesmeten, met een harde slag. Dat is het lot van een arme zondaar. Zodoende heb ik nog geen moment rust gekend, sinds ik dertien jaar geleden Saint-Sulpice heb verlaten.
En toch, lieve zus, prijs God voor mij, ik ben immers tevreden en blij temidden van mijn lijden en ik geloof niet dat er op aarde iets zoeters bestaat voor mij dan het bitterste kruis, wanneer het gedompeld is in het bloed van de gekruisigde Jezus en in de melk van zijn goddelijke Moeder. Maar naast die innerlijke vreugde kan het dragen van kruisen van groot voordeel zijn. Ik zou willen dat ge de mijne zoudt zien. Ik heb nooit meer bekeringen gemaakt dan na de meest pijnlijke en onrechtvaardige interdicten. Houd moed, zeer dierbare zus, laten wij alle drie ons kruis dragen, aan de twee uiteinden van het rijk. Draag het goed van uw kant, ik van mijn kant zal proberen het goed te dragen, met Gods genade, zonder klagen, zonder morren, zonder u ervan te ontdoen, zonder u te verontschuldigen, zelfs zonder te wenen als kleine kinderen die tranen vergieten en zouden klagen omdat men hun honderd gouden ponden te dragen had gegeven, of als een landbouwer die wanhopig zou worden omdat men zijn akker gouden muntstukken had bedekt om hem rijker te maken.

Ter overweging
  • Montfort omschrijft zichzelf als « een bal in een kaatsspel ». Het lijkt mij...
  • "Ik ben tevreden en blij temidden van al mijn lijden ». Kan ik deze woorden bevestigen voor mezelf?..."
  • Wat is jouw antwoord op zijn brief: "Beste Louis Marie, ik heb de brief gelezen die je schreef naar je zus..."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten