Pagina's

zondag 30 september 2012

We lezen in 'De Ware Godsvrucht' 226 tot en met 233

Hieronder is de integrale tekst gepubliceerd uit 'De Ware Godsvrucht'.  We volgen met u de nummers 226 tot en met 233


HOOFDSTUK 8

BIJZONDERE PRAKTIJKEN VAN DEZE DEVOTIE

§ 1: UITERLIJKE PRAKTIJKEN

226. De kern van deze devotie bestaat ongetwijfeld in het innerlijke. Toch kent ze ook verschillende uiterlijke praktijken die men niet moet verwaarlozen. Het ene moet men doen en het andere niet laten (Mt 23,23). Immers, wanneer men de uiterlijke praktijken goed verricht, betekenen ze een steun voor de innerlijke. Ook laat de mens zich nu eenmaal door het zintuiglijke leiden; het herinnert hem namelijk aan datgene wat hij gedaan heeft of doen moet. Bovendien dragen de uiterlijke praktijken bij tot stichting van de evenmens die ze ziet, wat niet het geval is bij louter innerlijke praktijken.

Laat dus niet een of andere wereldling of vitter zich hiermee bemoeien en beweren dat de ware devotie in het hart zetelt, dat men het uiterlijke moet vermijden, dat er ijdelheid in schuilen kan en dat men zijn devotie moet verbergen enzovoort. Ik antwoord hun met mijn Meester: Laat de mensen uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is (Mt 5,16). Niet, zegt de heilige Gregorius, dat men zijn werken en uiterlijke devoties moet verrichten om de mensen te behagen en ervoor geprezen te worden: dat zou inderdaad ijdelheid zijn. Maar soms verricht men ze in het bijzijn van mensen om God te behagen en Hem daardoor te doen verheerlijken, zonder zich om menselijke verachting of lofprijzing te bekommeren.

Ik zal slechts in grote lijnen enige uiterlijke praktijken vermelden. Ik noem ze uiterlijk, niet omdat ze zonder innerlijke gezindheid geschieden, maar wegens hun uiterlijk aspect, waardoor zij zich van de zuiver innerlijke praktijken onderscheiden.

1° Praktijk: de toewijding zelf

227. De mannen en vrouwen die zich deze bijzondere devotie eigen willen maken - ze is niet als broederschap opgericht, ofschoon dit wenselijk zou zijn - moeten zich eerst minstens gedurende twaalf dagen ontdoen van de wereldse geest die in strijd is met de geest van Jezus Christus. Ik heb hierover gesproken in het eerste deel van deze “Voorbereiding op het Rijk van Jezus Christus”. Vervolgens dienen zij drie weken te besteden om zich door de allerheiligste Maagd met de geest van Jezus Christus te vervullen. Zij kunnen daarbij als volgt te werk gaan:

228. Gedurende de eerste week moet men al zijn gebeden en oefeningen van godsvrucht gebruiken om zelfkennis te vragen en berouw over zijn zonden; en alles moet men doen in een geest van nederigheid. In dat verband kan men ook als meditatiestof gebruiken wat ik over onze slechte inborst heb geschreven. Gedurende de zes dagen van deze week beschouwe men zichzelf dan als een slak, een pad, een zwijn, een slang en een bok. Ook kan men deze drie uitspraken van de heilige Bernardus overwegen: “Bedenk wat u was: smerig zaad; wat u bent: een zak drek; wat u zult zijn: voedsel voor de wormen”. Men moet de Heer en zijn heilige Geest vragen om verlichting, met de volgende woorden: “Heer, laat mij zien”; of “Laat mij mezelf kennen” of “Kom, heilige Geest”. Dagelijks moet men de litanie van de heilige Geest bidden met het daarop volgend gebed, aangegeven in het eerste deel van dit werk. Men moet zijn toevlucht nemen tot de allerheiligste Maagd en haar deze belangrijke genade vragen, de grondslag van alle andere, door het dagelijks bidden van het Ave Maris Stella en haar litanie.

229. Tijdens de tweede week moet men zich elke dag bij al zijn bidden en werken beijveren om de allerheiligste Maagd te leren kennen. Men moet deze kennis vragen aan de heilige Geest. Men kan lezen en overwegen wat wij daarover hebben gezegd. Zoals in de eerste week bidt men ook nu de litanie van de heilige Geest en het Ave Maris Stella, en dagelijks ook een rozenkrans of tenminste een rozenhoedje tot deze intentie.

230. De derde week dient om tot de kennis van Jezus Christus te komen. Men kan hieromtrent lezen en bemediteren wat wij daarover hebben gezegd, alsmede het gebed van de heilige Augustinus bidden, dat wij zo ongeveer in het begin van dit tweede deel hebben neergeschreven. Men kan ook nog honderden keren per dag met dezelfde heilige herhalen: “Heer, laat mij U kennen!” Ofwel: “Heer, laat mij zien wie U bent!” Evenals de vorige weken wordt de litanie van de heilige Geest gebeden, het Ave Maris Stella, en men voege er nu dagelijks de litanie van Jezus aan toe.

231. Wanneer deze drie weken om zijn, gaat men biechten en communiceren, met de bedoeling zich als liefdeslaaf weg te schenken aan Jezus Christus door de handen van Maria. Na de Communie, als het kan volgens de hierna nog aan te geven methode, wordt de formule van zijn toewijding uitgesproken; ook deze vindt men hierna. Deze moet men schrijven of laten schrijven als er geen gedrukt formulier voorhanden is. Nog dezelfde dag moet men ze ondertekenen.

Contrat d'alliance
van Montfort
232. Ook is het goed, Jezus Christus en zijn heilige Moeder die dag een schatting aan te bieden; vooreerst als boete voor zijn vroegere ongetrouwheid aan de doopbeloften, vervolgens om zijn afhankelijkheid van de opperheerschappij van Jezus en Maria te betuigen. Naar ieders godsvrucht en vermogen kan deze schatting bestaan in een dag vasten, een versterving, een aalmoes of een kaars. Een speld zou reeds voldoende zijn als huldeblijk, mits met een liefdevol hart gegeven, want Jezus ziet alleen naar de goede wil.

233. Minstens eenmaal per jaar op dezelfde dag, moet deze toewijding worden hernieuwd, met de beoefening van dezelfde praktijken gedurende drie weken. Trouwens elke maand, of zelfs elke dag, kan men dit alles hernieuwen met deze weinige woorden: “Ik ben helemaal van u en alwat ik bezit behoort u toe, beminnelijke Jezus, door Maria, Uw heilige Moeder”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten