HOOFDSTUK 8
BIJZONDERE PRAKTIJKEN VAN DEZE
DEVOTIE
§ 1: UITERLIJKE PRAKTIJKEN
226. De kern van deze devotie bestaat
ongetwijfeld in het innerlijke. Toch kent ze ook verschillende uiterlijke
praktijken die men niet moet verwaarlozen. Het ene moet men doen en het andere
niet laten (Mt 23,23). Immers, wanneer men de uiterlijke praktijken goed
verricht, betekenen ze een steun voor de innerlijke. Ook laat de mens zich nu
eenmaal door het zintuiglijke leiden; het herinnert hem namelijk aan datgene
wat hij gedaan heeft of doen moet. Bovendien dragen de uiterlijke praktijken
bij tot stichting van de evenmens die ze ziet, wat niet het geval is bij louter
innerlijke praktijken.
Laat dus niet een of andere wereldling of vitter zich
hiermee bemoeien en beweren dat de ware devotie in het hart zetelt, dat men het
uiterlijke moet vermijden, dat er ijdelheid in schuilen kan en dat men zijn
devotie moet verbergen enzovoort. Ik antwoord hun met mijn Meester: Laat de
mensen uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is (Mt
5,16). Niet, zegt de heilige Gregorius, dat men zijn werken en uiterlijke
devoties moet verrichten om de mensen te behagen en ervoor geprezen te worden:
dat zou inderdaad ijdelheid zijn. Maar soms verricht men ze in het bijzijn van
mensen om God te behagen en Hem daardoor te doen verheerlijken, zonder zich om
menselijke verachting of lofprijzing te bekommeren.
Ik zal slechts in grote lijnen enige uiterlijke
praktijken vermelden. Ik noem ze uiterlijk, niet omdat ze zonder innerlijke
gezindheid geschieden, maar wegens hun uiterlijk aspect, waardoor zij zich van
de zuiver innerlijke praktijken onderscheiden.
1° Praktijk: de
toewijding zelf
227. De mannen en vrouwen die zich deze
bijzondere devotie eigen willen maken - ze is niet als broederschap opgericht,
ofschoon dit wenselijk zou zijn - moeten zich eerst minstens gedurende twaalf
dagen ontdoen van de wereldse geest die in strijd is met de geest van Jezus
Christus. Ik heb hierover gesproken in het eerste deel van deze “Voorbereiding
op het Rijk van Jezus Christus”. Vervolgens dienen zij drie weken te besteden
om zich door de allerheiligste Maagd met de geest van Jezus Christus te
vervullen. Zij kunnen daarbij als volgt te werk gaan:
228. Gedurende de eerste week moet men
al zijn gebeden en oefeningen van godsvrucht gebruiken om zelfkennis te vragen
en berouw over zijn zonden; en alles moet men doen in een geest van
nederigheid. In dat verband kan men ook als meditatiestof gebruiken wat ik over
onze slechte inborst heb geschreven. Gedurende de zes dagen van deze week
beschouwe men zichzelf dan als een slak, een pad, een zwijn, een slang en een bok.
Ook kan men deze drie uitspraken van de heilige Bernardus overwegen: “Bedenk
wat u was: smerig zaad; wat u bent: een zak drek; wat u zult zijn: voedsel voor
de wormen”. Men moet de Heer en zijn heilige Geest vragen om verlichting, met
de volgende woorden: “Heer, laat mij zien”; of “Laat mij mezelf kennen” of
“Kom, heilige Geest”. Dagelijks moet men de litanie van de heilige Geest bidden
met het daarop volgend gebed, aangegeven in het eerste deel van dit werk. Men
moet zijn toevlucht nemen tot de allerheiligste Maagd en haar deze belangrijke
genade vragen, de grondslag van alle andere, door het dagelijks bidden van het Ave Maris Stella en haar litanie.
229. Tijdens de tweede week moet men
zich elke dag bij al zijn bidden en werken beijveren om de allerheiligste Maagd
te leren kennen. Men moet deze kennis vragen aan de heilige Geest. Men kan
lezen en overwegen wat wij daarover hebben gezegd. Zoals in de eerste week bidt
men ook nu de litanie van de heilige Geest en het Ave Maris Stella, en dagelijks ook een rozenkrans of tenminste een
rozenhoedje tot deze intentie.
230. De derde week dient om tot de
kennis van Jezus Christus te komen. Men kan hieromtrent lezen en bemediteren
wat wij daarover hebben gezegd, alsmede het gebed van de heilige Augustinus
bidden, dat wij zo ongeveer in het begin van dit tweede deel hebben
neergeschreven. Men kan ook nog honderden keren per dag met dezelfde heilige
herhalen: “Heer, laat mij U kennen!” Ofwel: “Heer, laat mij zien wie U bent!”
Evenals de vorige weken wordt de litanie van de heilige Geest gebeden, het Ave Maris Stella, en men voege er nu
dagelijks de litanie van Jezus aan toe.
231. Wanneer deze drie weken om zijn,
gaat men biechten en communiceren, met de bedoeling zich als liefdeslaaf weg te
schenken aan Jezus Christus door de handen van Maria. Na de Communie, als het
kan volgens de hierna nog aan te geven methode, wordt de formule van zijn
toewijding uitgesproken; ook deze vindt men hierna. Deze moet men schrijven of
laten schrijven als er geen gedrukt formulier voorhanden is. Nog dezelfde dag
moet men ze ondertekenen.
Contrat d'alliance van Montfort |
232. Ook is het goed, Jezus Christus en
zijn heilige Moeder die dag een schatting aan te bieden; vooreerst als boete
voor zijn vroegere ongetrouwheid aan de doopbeloften, vervolgens om zijn afhankelijkheid van de
opperheerschappij van Jezus en Maria te betuigen. Naar ieders godsvrucht en
vermogen kan deze schatting bestaan in een dag vasten, een versterving, een
aalmoes of een kaars. Een speld zou reeds voldoende zijn als huldeblijk, mits
met een liefdevol hart gegeven, want Jezus ziet alleen naar de goede wil.
233. Minstens eenmaal per jaar op
dezelfde dag, moet deze toewijding worden hernieuwd, met de beoefening van
dezelfde praktijken gedurende drie weken. Trouwens elke maand, of zelfs elke
dag, kan men dit alles hernieuwen met deze weinige woorden: “Ik ben helemaal
van u en alwat ik bezit behoort u toe, beminnelijke Jezus, door Maria, Uw
heilige Moeder”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten