Aan de zevende oefening besteedt de schrijver
hier nauwelijks vijf regels, hij heeft het er al over gehad. Als je de context niet
kent, doen zij sommigen steigeren, nu evengoed als 300 jaar geleden: “De trouwe
dienaren van Maria moeten de bedorven wereld grondig verachten, haten en
vluchten.”Je verstaat dit enkel als je in het achterhoofd houdt wat hij
hierover eerder schreef in verband met een goede dosis zelfkennis (78-82 en
87-88).
256. De trouwe dienaren van Maria
moeten de bedorven wereld grondig verachten, haten en vluchten. Laten ze
daartoe de praktijken uit het eerste deel gebruiken in verband met de verachting
van de wereld.
78.
Gewoonlijk worden onze beste handelingen bezoedeld en bedorven door de kwade
ondergrond in onszelf. (...)
88.
Ten tweede. De kwelgeesten, geslepen dieven als zij zijn, proberen ons
onverwachts te overvallen om ons te bestelen en uit te plunderen. Dag en nacht
loeren zij op het gunstige ogenblik. (...)
81. (...) Dat is wat de heilige Paulus bedoelt met elke dag
sterven: “Elke dag sterf ik” (1 Kor 7,30-31). Als de graankorrel, die in de
aarde valt, niet sterft, blijft zij alleen en brengt geen goede vrucht voort
(Joh 12,24). Als wij niet sterven aan onszelf, als onze heiligste devoties ons
niet tot die noodzakelijke en vruchtbare dood brengen, dan dragen wij geen
vrucht van belang en dienen onze devoties tot niets. (...)
82.
Ten derde. Wij moeten onder alle devoties tot de allerheiligste Maagd die
uitkiezen die ons het meest ertoe brengt aan onszelf te sterven; want die is de
beste en de meest heiligende. (...) Welnu, de praktijk die ik wil bekend maken, is zo’n
genadegeheim. Veel christenen hebben er nog nooit van gehoord. Alleen enige
vromen weten van het bestaan ervan, en een nog kleiner aantal brengt het in
praktijk en heeft er smaak in.
87. Gezien onze
zwakheid en broosheid is het heel moeilijk de genaden en schatten die
wij van
God ontvangen hebben, in ons te bewaren.
Ten eerste dragen wij immers deze
schat, die kostbaarder is dan hemel en aarde,
in broze vaten (2 Kor 4,7), in
een sterfelijk lichaam, een zwakke, onstandvastige ziel,
door het geringste al
in de war en terneergeslagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten