Commentaar
13 WG 243 – 256
Op
God en zijn werk betrokken
Met
een vierde, vijfde, zesde en zevende oefening reikt Montfort middelen aan om
meer en meer persoonlijk bij God betrokken te leven. Voor iemand die het
christendom niet kent lijkt het waanzin om met de 'Totaal Andere' te mogen omgaan,
terwijl het in feite gaat om de kern van ons geloof. Het hele Bijbelgegeven
gaat daar juist om: Hij die buiten alle schepping bestaat, is de schepping binnengetreden
en Hij doet dat nog steeds. Niet als een bliksem is Hij op aarde terecht gekomen,
zijn ‘intrede’ (uitdrukking die verwijst naar de ‘Blijde Intrede’) was
zorgvuldig voorbereid, sinds Abraham, en vraagt nog steeds voorbereiding. De
voorgestelde oefeningen staan in dat perspectief.
De
inspiratiebron
"Je moet een
bijzondere aandacht opbrengen voor de Menswording van het Woord en voor de
manier waarop Jezus de wereld intreedt",
zo stelt Montfort. Deze intrede is inspiratiebron voor de devotie die hij
aanreikt. Hij legt uit.
Maria |
Vooreerst, zo zegt hij,
let er eens op hoe afhankelijk Jezus heeft durven zijn van Maria. Daar bestaan geen
woorden voor! In de schoot van Maria was Jezus als een ‘gevangene’ opgesloten,
Hij moest zich laten doen en had geen beslissingsvrijheid, zoals vroeger de
slaven. In alles was Hij afhankelijk. Deze uiterste afhankelijkheid van Jezus met
betrekking tot Maria is een les: aarzel niet om kinderlijk afhankelijk te
worden van haar.
Vervolgens gaat zijn de
aandacht naar de persoon van Maria. Als de Zoon van God zich zo radicaal
afhankelijk van haar durfde stellen, moet zij een heel bijzondere vrouw zijn geweest",
zo besluit hij. "God moet wel buitengewone voorbereidingen getroffen hebben
om een mensenhart zo klaar te maken dat Hij erop kon vertrouwen dat zij Hem
nooit zou verraden. In De Liefde van de
Eeuwige Wijsheid spreekt hij ronduit over een grootse scheppingsdaad: “Toen
eindelijk de tijd voor de verlossing van de mensen was aangebroken, bouwde de Eeuwige
Wijsheid zelf een huis, een verblijf Haar waardig. Zij schiep en vormde in de
schoot van de heilige Anna de godwaardige Maria. En Zij deed dat met meer
vreugde dan waarmee Zij het heelal had geschapen” (105). Maria is een heel
bijzondere vrouw.
Als geen ander weet
Montfort dat over woordkeuze altijd kan worden gevit, maar wat afhankelijkheid betreft,
kiest hij hier voor een uitdagende taal en gebruikt het woord ‘slaaf’. “Mag ik uw aandacht erop vestigen dat ik gewoonlijk zeg:
slaaf van Jezus in Maria, slavernij van Jezus in Maria. Men kan ook wel zeggen,
zoals menigeen tot nu toe: slaaf van Maria, slavernij van de heilige Maagd.
Maar ik geloof dat men zich beter slaaf van Jezus in Maria kan noemen” (244).
De oefening die hij voorstelt bestaat erin stil te staan bij het mysterie van
de menswording en Jezus na te volgen om te komen tot vrije overgave aan de
moederlijke zorg van Maria.
Het
weesgegroet
Een vijfde praktijk die
hij aanraadt is die van het weesgegroet
en, daarmee verbonden, die van de rozenkrans.
Eerst het weesgegroet. Samen met voorgangers gebruikt hij Bijbelse termen om de
vruchten van dit eenvoudige gebed weer te geven. Zij vergelijken het mensenhart
met dorre aarde die uit zichzelf onmogelijk God kan voortbrengen. Hiervoor is
vruchtbaarheid van buitenaf nodig, zoals Maria is overkomen: God nam het
initiatief. Met het weesgegroet brengt men zich in de typische sfeer van God die
handelt: “Dit gebed heeft de
dorre, onvruchtbare aarde de Levensvrucht doen dragen. Ook in ons zal ditzelfde
gebed, als het goed wordt gebeden, het Woord van God doen ontkiemen en de
Levensvrucht voortbrengen: Jezus Christus…” (249). Het
tweede deel van het weesgegroet is een nederige roep tot Maria om je bij te
staan en, even trouw als zij, je beschikbaar te stellen ten voordele van Gods
plan.
Wat het rozenkransgebed
betreft, beperkt Montfort er zich toe te wijzen op het belang ervan aan te
halen, elders in zijn geschriften reikt hij methodes aan om dit gebed maximaal
te verrijken. Hij heeft er zelfs een heel boekje aan gewijd: Het wonderbare geheim van de heilige rozenkrans.
Johannes Paulus II heeft voor het bidden van de rozenkrans de oude methodiek op
verfrissende wijze aangereikt: met de ogen van Maria, en door haar ondersteund,
‘kijken’ naar twintig fases uit het leven van Jezus en met haar erover nadenken.
Je leert er Jezus ontmoeten en in dialoog gaan met het Woord van God.
Omwille
van de liefde die ik voor u voel
Het moet ons
niet verwonderen dat vanuit Rome wordt gesuggereerd om in de loop van het Jaar
van het Geloof dagelijks tijd te maken voor het rozenkransgebed of minstens een
deel ervan. Het is een school waar Maria je leert omgaan met Jezus en je geloof
tot bloei kan komen.
Het Magnificat
Een zesde middel dat hij aanreikt bestaat in het bidden van het Magnificat, het gebed dat na de Aankondiging
in het hart van Maria is gaan groeien. Er is een direct verband met het verhaal
van de Aankondiging dat eindigt met opvallende woorden: “En de engel ging van
haar heen.” Maria bleef alleen achter, zij kon verder geen vragen meer stellen.
“Met spoed”, zo schrijft de evangelist, is zij over de heuvels van Judea gelopen.
Omdat ik vaak in het H. Land kom, neem ik ook aardrijkskundige gegevens in mijn
overweging op. Trouwens, Lucas geeft daar aanleiding toe. De engel ging heen en
Maria vertrok "met spoed… naar het bergland van Judea."
Elisabeth en Maria |
De nicht woonde in de buurt van Jeruzalem. Of het nu precies de plek was die
in Ein Karim wordt aangeduid, is bijkomstig. Wat wel opvalt is de kilometerafstand
van Nazaret tot de buurt van Jeruzalem, waar de nicht woonde… meer dan zeven
dagreizen! Men legde die liefst niet alleen af, maar aangesloten bij een
karavaan. Aan haar medereizigers heeft zij waarschijnlijk niet veel over het
gebeuren in Nazaret kunnen zeggen. Wie zou haar geloven?!
Echter, als ik stilsta bij wat uit haar hart opwelde toen zij de begroeting
van haar nicht hoorde, dan kan ik raden waar zij onderweg mee bezig was. Onophoudelijk
zijn tal van Bijbelpassages door haar hart komen ‘spoken’. Lucas zou het
eerbiediger zeggen: voortdurend dacht zij na over alles wat zij vanuit de
Bijbel in haar hart bewaarde. Zo heeft het Magnificat vorm gekregen. Inderdaad,
de lofzang is opgebouwd uit een dooreen rijgen van stukjes psalmverzen en
belangrijke gebeurtenissen uit de hele Bijbel, zelfs teruggaand tot de belofte
aan Abraham. Het was haast niet te geloven: God deed aan haar die grote belofte
gestand. Maria legde haar Bijbellezing voor de voeten van Elisabet neer, zij
zong haar geloof uit. Het Magnificat is één groot ‘credo’.
Deze lofzang getuigt van Bijbelkennis en van geloof in God die zonder
ophouden werkzaam is. Montfort vraagt om regelmatig, met Maria, je geloof in de
handelende God uit te drukken. Het zal geen groot probleem vormen want eerder schreef
hij: “Indien u trouw bent aan de praktijken van deze devotie, dan zal de ziel
van de Heilige Maagd zich aan u meedelen om de Heer te verheerlijken en zal
haar geest de uwe vervangen, om zich in God en zijn heil te verheugen…” (255).
Zelfkennis
Aan de zevende oefening besteedt de schrijver hier nauwelijks vijf regels,
hij heeft het er al over gehad. Als je de context niet kent, doen zij sommigen
steigeren, nu evengoed als 300 jaar geleden: “De trouwe dienaren van Maria
moeten de bedorven wereld grondig verachten, haten en vluchten.”Je verstaat dit
enkel als je in het achterhoofd houdt wat hij hierover eerder schreef in
verband met een goede dosis zelfkennis (78-82 en 87-88). Het gaat om de fundamentele
keuze die je in het leven dient te maken. Zoals Jezus het verwoordt: je kan
geen twee heren dienen, of nog: hang de farizeeër niet uit, maar herken je in
de tollenaar.
Montfort sluit af: “Tot zover de uiterlijke praktijken van deze devotie,
die men, voor zover ieders staat en omstandigheden het toelaten, niet uit
nalatigheid of minachting achterwege moet laten.”
Frans Fabry
Geen opmerkingen:
Een reactie posten