Montfort schrijft over het tweede motief in de nummers 139 - 143 - 140:
139. Deze goede Meester heeft het niet
beneden Zijn waardigheid geacht zich als een gevangene en slaaf uit liefde in de schoot van de heilige Maagd op
te sluiten en haar gedurende dertig jaren onderdanig en gehoorzaam te zijn. Bij
dit geheim, ik herhaal het, staat het menselijk verstand stil, wanneer het
ernstig de handelwijze van de mens geworden Wijsheid overweegt. Deze heeft zich
niet rechtstreeks aan de mensen willen schenken, al had zij dit kunnen doen,
maar door de allerheiligste Maagd. Niet als volwassene, op niemands hulp
aangewezen, is zij in de wereld willen komen, maar als een nietig, klein kind
dat van zijn heilige moeder onderhoud en verzorging moest krijgen.
Deze oneindige Wijsheid heeft in
haar onmetelijk verlangen naar de verheerlijking van God, haar Vader, en de
redding van de mensen, hiertoe geen volmaakter en directer middel gevonden dan
de totale onderwerping aan de allerheiligste Maagd. En dat niet alleen
gedurende de eerste acht, tien of vijftien levensjaren, zoals andere kinderen,
maar gedurende dertig jaren. En door zich heel die tijd aan de allerheiligste
Maagd te onderwerpen en van haar afhankelijk te zijn, heeft de Wijsheid God,
haar Vader, meer verheerlijkt dan indien zij die dertig jaar had gebruikt om
wonderen te doen, over heel de wereld te preken en alle mensen te bekeren.
Anders zou zij dit toch gedaan hebben. Wat bewijst men God dus grote eer,
wanneer men zich naar het voorbeeld van Jezus onderwerpt aan Maria!
Zouden wij dan, met zulk een
duidelijk en overbekend voorbeeld voor ogen, nog zo dwaas zijn te geloven dat
we tot verheerlijking van God een volmaakter en directer middel kunnen vinden
dan de onderwerping aan Maria zoals haar Zoon ons dat heeft voorgedaan?
140. Om te
bewijzen dat wij van de allerheiligste Maagd afhankelijk moeten zijn, zou ik
hier in herinnering willen brengen wat ik hierboven geschreven heb over het
voorbeeld dat Vader, Zoon en heilige Geest ons in dit opzicht geven.
Door haar alleen heeft God de Vader
ons Zijn Zoon geschonken en blijft Hij Hem schenken; door haar alleen vormt Hij
zich kinderen en door haar alleen deelt Hij Zijn genaden uit. Door haar alleen
werd God de Zoon voor heel de wereld gevormd en nog dagelijks wordt Hij door
haar alleen gevormd en voortgebracht in vereniging met de heilige Geest; en
door haar alleen deelt Hij Zijn verdiensten en levenskracht mee. De heilige
Geest heeft Jezus Christus slechts door haar gevormd; door haar alleen vormt
Hij de ledematen van diens mystiek lichaam; slechts door haar deelt Hij Zijn
gaven en gunsten uit. Het zou toch een bewijs van uiterste verblinding zijn
indien wij na zoveel sprekende voorbeelden van de allerheiligste Drie-eenheid,
Maria nog zouden voorbijgaan, ons niet aan haar zouden toewijden om in
afhankelijkheid van haar naar God te gaan, ons aan God op te dragen.
143.
Dit is bovendien een uiting van diepe nederigheid, een deugd waarvan God
bovenal houdt. Wie zich verheft, vernedert God; maar wie zich vernedert,
verheft Hem. “God weerstaat de hoogmoedigen, maar aan de nederigen verleent Hij
Zijn genade” (Jak 4,6).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten