Wij lezen hierover in nr. 151 het vierde motief:
151. Wanneer deze devotie trouw
beoefend wordt, is ze een uitstekend middel om de waarde van al onze goede
werken tot Gods grootste glorie te doen strekken. Bijna niemand handelt met dit
edel doel, ofschoon men ertoe verplicht is. Dit komt, ofwel doordat men niet
weet waarin die grootste glorie van God bestaat, ofwel doordat men deze niet
beoogt. Maar de allerheiligste Maagd, aan wie men de waarde en de verdienste
van zijn goede werken afstaat, weet heel goed waarin Gods grootste glorie
bestaat en heel haar streven is daarop gericht. Dus kan een volmaakt dienaar
van deze goede Meesteres, wanneer hij zich op boven beschreven wijze geheel aan
haar heeft toegewijd, met alle vrijmoedigheid verklaren dat de waarde van al
zijn handelen, denken en spreken tot Gods grootste glorie wordt aangewend. En
dit geldt zolang hij zijn opdracht niet uitdrukkelijk herroept. Is er iets
troostrijkers denkbaar voor iemand die God met een zuivere, belangeloze liefde
bemint en die de glorie en de belangen van God hoger schat dan de zijne?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten