Pagina's

dinsdag 28 oktober 2014

woensdag 24 september 2014

maandag 21 juli 2014

zondag 4 mei 2014

1716-2016 Kleine retraite 1

De vreugde van het Evangelie: gave en oproep

Kleine retraite 1

Klik hier

In de school van paus Franciscus en van Montfort

 De vreugde van het Evangelie in de school van
paus Franciscus en van Montfort

Goede vrienden,

Wij willen gevolg geven aan de brief van de Algemene Oversten van de drie montfortaanse congregaties naar aanleiding van het 300ste  herdenkingsjaar van de dood van Montfort.  Zij nodigen ons uit om ons vanaf deze maand op een speciale manier daarop voor te bereiden en graag brengen wij jullie hiervan op de hoogte. In de bijgevoegde documentatie vinden jullie alle uitleg en als jullie dat wensen, kunnen jullie zich aansluiten bij dit initiatief.

Als jullie wensen aan te sluiten bij deze voorbereiding "De vreugde van het Evangelie in de school van paus Franciscus en de h. de Montfort", dan krijgen jullie maandelijks via mail de teksten.

De Algemene Oversten stellen voor dat het Montfort-jaar zou geopend worden op 24 mei 2015 (Pinksteren).  In België willen wij onze voorbereiding starten tussen de dag van de heiligverklaring van paus Johannes-Paulus II , het feest van Montfort (27 en 28 april) en dat van de zalige Marie-Louise Trichet (7 mei). 

Als jullie wensen mee te doen en dit persoonlijk kenbaar willen maken en/of meer informatie wensen, neem dan contact op met de secretariaat van pater Frans Fabry en klik hier.

De overwegingen zullen ook maandelijks op deze blog verschijnen.
Laat ons in gebed verbonden blijven.


Zr Suzanne Thielens, FdlS           Br. Marcel Ulenaers, SG        P. Frans Fabry, SMM

zaterdag 26 april 2014

Kleine meditatie: grafschrift


Grafschrift van de H. Grignion de Montfort
 
Graf van de H. Montfort
Voorbijganger wat zie je hier?
Een uitgedoofde toorts,
een man die verteerd is door liefdevuur,
die alles voor allen is geworden,
Louis-Marie Grignion de Montfort.
Als je vraagt naar zijn leven,
niemand was zuiverder dan hij;
naar zijn boetedoening, niemand strenger;
naar zijn ijver, niemand vuriger;
naar zijn godsvrucht tot Maria,
niemand leek meer op Sint-Bernardus.
Als priester van Christus
verliep zijn leven
in het spoor van Christus;
zijn woord was overal
verkondiging van Christus,
onvermoeibaar,
is hij nu pas tot rust gekomen
in zijn graf.
Hij was een vader voor armen,
een verdediger van van wezen,
een verzoener van zondaars.
Zijn roemrijke dood was zoals zijn leven;
zoals hij geleefd had, zo beëindigde hij zijn leven.
Rijp voor God is hij weggevlogen naar de hemel.
Hij stierf in het jaar des Heren 1716,
op de leeftijd van 43 jaar.

Ter overweging
  • Van dit grafschrift is het voor de definitie wie Montfort is die me raakt.
  • “Verzoenen”: H. Montfort, vandaag bid ik tot U om de mensen te helpen zich te verzoenen.
  • H. Montfort laat jij mij een boodschap na en je laat me nadenken over ....

Kleine meditatie: Dialoog met kanunnik Blain

Na 10 jaar zaten Kanunnik Blain en Montfort weer tegenover elkaar te Rouen. Montfort bespreekt met kanunnik Blain zijn plannen voor een nieuwe congregatie. De voornaamste bedoeling was om hem raad te vragen, maar diep in zijn hart leefde de stille hoop dat Blain zelf zou toetreden. …

( …) Kanunnik Blain ging dan ook aanstonds in het offensief. Hij noteerde het achteraf zelf : « Ik begon met mijn hart eens te luchten over alles wat ik gehoord had over zijn gedrag en handelwijze. Ik vroeg hem of hij hoopte ooit mensen te vinden, die zijn manier van leven wilden delen. Een leven als het zijne, zo arm, zo hard, zo in alles overgeleverd aan de Voorzienigheid ? Dat was goed voor de apostelen, voor mannen met bijzondere genaden en deugden, voor
Montfort en Blain - Uit het boek 'En haute mer'
buitengewone mensen, die daarvoor speciale roeping hadden, maar niet voor de gewone stervelinge, die deze hoge volmaaktheid onmogelijk konden bereiken en voor wie het zelfs roekeloos zou zijn het te proberen. Wilde hij andere priesters aan zich verbinden en laten delen in zijn plannen en werkzaamheden, dan moest hij, ofwel de strengheid van zijn levenswijze en de graad van zijn volmaaktheidsoefeningen verminderen en zich wat meer aanpassen aan hun zwakheid en hun gewone manier van leven, ofwel ervoor zorgen dat ze door een speciale genadebedelingen opgeheven werden tot zijn niveau. »

Als enig antwoord nam Montfort het « Nieuwe Testament » in zij handen. Hij keek kanunnik Blain recht in de ogen vroeg : « Hebt gij iets af te keuren op hetgeen Jezus hierin onderwezen heeft en zelf onderhouden ? Kunt ge mij een levenswijze aantonen, die méér overeenkomt met hetgeen Jezus en de apostelen hebben voorgedaan : een leven van versterving en armoede, gegrondvest op een totale overgave aan de goddelijke Voorzienigheid ? Voor wat mij zelf betreft heb ik dan ook geen andere bedoeling dan deze levenswijze te volgen en erin te volharden. Wanneer het God zou behagen enige goede priesters met mij te verenigen om hetzelfde leven te leiden dan zou ik gelukkig zijn. Maar dat is de zaak van God en niet de mijne.

Hij wachtte enkele ogenblikken, alsof hij wilde onderzoeken of Blain misschien toch gelijk had. Maar dan herhaalde hij met klem. «Neen, wat mij betreft, ik kan niet anders dan dit evangelie volgen in de voetstappen van Jezus en van zijn leerlingen. Wat kan men hiertegen eigenlijk inbrengen ? Welk kwaad doe ik hiermee ? Laat hen die mij niet willen volgen, een andere levensweg gaan, minder moeilijk en minder met doornen bezaaid. Ik heb daar niets op tegen. Want zoals er verschillende woningen zijn in het huis van de hemelse Vader, zo zijn er ook verschillende wegen om Hem te bereiken. Ik laat de anderen hun weg volgen ; laat mij de mijne gaan. Des te meer, daar ge niet kunt ontkennen dat deze weg de meeste voordelen biedt, omdat Jezus zelf hem heeft gewezen en aangeraden door zijn voorbeeld. Hij is dus de kortste, de zekerste en de volmaaktste om bij Hem te komen. »

De eerste aanval was afgeslagen. Blain kon tegen deze redenering met het evangelie in de hand weinig inbrengen. Maar hij wilde van de gelegenheid gebruik maken om eens door te praten. Hij wou nu gaarne uit de mond van Montfort zelf een antwoord horen op hetgeen ze hem al die jaren verweten hadden : « Allemaal goed en wel, maar waar vindt ge in het evangelie een aanbeveling voor uw vaak vreemde manier van optreden ? » Voorbeelden waren er genoeg! Reeds als seminarist had men Montfort verweten dat hij een « zonderling » was, die in menig opzicht sterk afweek van de doorsnee seminarist. Dat werd hem trouwens vooral kwalijk genomen door de leidinggevende personen van Saint-Sulpice. Zij hielden immers juist vast aan de stelregel, dat een priester de « gulden middenweg » moest volgen en zo weinig mogelijk de aandacht op zich vestigen. Maar Montfort stond door zijn vaak onstuimig optreden in dienst van God voortdurend in het middelpunt van de belangstelling, ook na zijn priesterwijding, opgehemeld door de enen, afgebroken door de anderen.
Hij was bedelaar met de bedelaars, leefde als een zwerver, gaf alles weg tot zelfs zijn toog, woonde tussen de minstbedeelden in de hospitalen, sloeg herbergen kort en klein wanneer dronkaards door hun gebral de godsdienstoefeningen verstoorden, werd trouwens regelmatig door de bisschoppen uit hun diocees verjaagd. Daarom vroeg Blain : « Waarom doet ge telkens van die gekke dingen ? Overal wordt ge vervolgd, tegengewerkt, uitgestoten. Ge zoudt veel meer kunnen bereiken, veel meer hulp en bijstand vinden in uw werk, indien ge uzelf in bedwang hield, indien ge afstand deed van al die uit de band springende handelingen, waardoor ge aan andersdenkende en libertijnen wapens in de hand geeft om het succes van uw werk te ondermijnen. » En de kanunnik noemde een aantal personen, die bekend stonden om hun heiligheid, maar die toch nooit in opspraak kwamen. Kon Montfort zich niet aan hun voorbeeld spiegelen?

Het was natuurlijk niet de eerste keer dat Grignion dit te horen kreeg. Hij huldigde echter het princiep : doe wel en zie niet om. Maar nu vroeg een vriend uitdrukkelijk rekenschap. Daarom verdedigde hij zich : « Het is mogelijk dat ik wat men noemt, vreemde of gekke dingen doe. Ik ben er mezelf echter niet van bewust, het is niet opzettelijk. Ze zijn me dus waarschijnlijk aangeboren en door God toegelaten om mij af en toe te vernederen. Zo hebben ze tenslotte hun nu. Maar toch zou ik eerst eens willen vragen : wat bedoelt men eigenlijk met gekke en vreemde handelwijze? »

Zonder het antwoord van Blain af te wachten, ging hij verder : « Indien men
Jean Baptiste Blain
daaronder verstaat : daden van zielenijver en naastenliefde, van versterving, van heldhaftige deugdbeoefening, dan ben ik blij een « zonderling » te zijn. Als dit namelijk gebreken genoemd worden, dan treft men die toch vooral aan bij heiligen ! Het kost trouwens weinig moeite om in de wereld de naam van « zonderling » te krijgen. Men kan er zeker van zijn, dan men zo genoemd wordt vanaf het ogenblik dat men zich niet laat gelijkschakelen met de massa of zijn leven niet in overeenstemming wil brengen met haar smaak. En zo gezien, is men zelf verplicht een « zonderling » te zijn.

Montfort ging zelfs tot verwondering van zijn confrater in de tegenaanval. Hij kende inderdaad ook die « wijze » mensen, die Blain hem tot voorbeeld wilde geven en die nooit in opsraak kwamen : « Er zijn echter verschillende soort van « wijsheid », die bijvoorbeeld van de « thuisblijvers » en die van de « volksmissionarissen ». De eerstgenoemden lopen inderdaad geen enkel risico, ze moeten zich gewoon laten leiden door hun regel en de heilige gebruiken van hun gemeenschap. Maar een volksmissionaris moet naar buiten uit Gods glorie zoeken, vaak ten koste van zijn eigen faam. Hij moet steeds nieuwe initiatieven nemen en staat voortdurend bloot aan kritiek. Hij gaf nu op zijn beurt een aantal voorbeelden. Verschillende kerkvaders, die in het volle leven stonden, waren het ook niet altijd eens : Augustinus redetwistte met Hiëronymus, Epifanius met Chrysostomus, Cyprianus met Tertullianus. De Vaders keurden Simeon af, die als kluizenaar op een hoge zuil ging wonen, maar toch een heilige werd. De grote H. Theresia kreeg heel wat kritiek, maar desondanks zette ze- haar hervormingswerk voort. En werd de bekende volksmissionaris E.H. Bourdoise (1584-1655) ook niet aangezien als een grote « zonderling » ?

Montfort, die in het openbaar zo vaak alle verwijten zonder een woord van zelfverdediging over zich heen had laten gaan, verweerde zich nu bijna hartstochtelijk tegenover de man van wie hij gehoopt had dat hij zijn levenswijze zou delen : « Alle voorbeelden van « wijzen », die gij daarstraks aanhaalde zijn mensen, die rustig in de beslotenheid van hun omgeving kunnen blijven zonder naar buiten toe op te treden. Zij kennen inderdaad geen moeilijkheden. Maar apostolische mensen, die telkens opnieuw ter wille van Christus iets willen ondernemen, moeten wel van zich doen spreken. Indien zij uit angst voor wat de wereld zou zeggen hun mond gingen houden dan hadden de apostelen ongelijk toen ze het rustig Cenakel verlieten om Jeruzalem binnen te trekken ; dan had Paulus niet zijn vele wereldreizen moeten maken ; dan had Petrus niet naar Rome moeten gaan om daar te trachten het kruis op het Capitool te planten. Geen enkele synagoge zou zich tegen de eerste kleine groep van christenen gekeerd hebben, niemand van hen zou, zoals Christus zelf, vervolg, gevangen en gemarteld zijn, indien ze veilig waren binnengebleven, maar dan zou de kerk ook nooit zijn uitgegroeid tot wat ze nu geworden is ! »

Blain raakt hoe langer hoe meer onder de indruk. Toch waagde hij een nieuwe opmerking : « Men zegt dat ge vaak koppig uw eigen wil doordrijft. Is het niet beter om desnoods wat minder te doen, maar in onderdanigheid aan de overheid dan iets groots te presteren zonder haar toestemming ? » Dat was nu wel uitgerekend voor Montfort het ergste en  pijnlijkste verwijt. Hij reageerde dan ook ogenblikkelijk : « In alle gewetensrust kan ik hier verklaren dat ik nooit bewust aan de gehoorzaamheid tekort gekomen ben. Zij is voor mij trouwens het zekerste merkteken van de wil van God. Maar ik kan natuurlijk niet beletten, dat men over mij valse rapporten opmaakt, dat men mij belastert en dat afgunstige mensen mij zoveel mogelijk kwaad trachten te berokkenen. »

Begreep Blain wel het hemelsbreed verschil tussen de situatie van een kanunnik in een bisschopsstad en van een volksmissionaris op het platteland, ver van alles verwijderd? Daar moest men soms noodgedwongen beslissingen nemen zonder dat men iemand kan raadplegen. Daarbij gebeurde het en Grignion wist er van mee te praten, dat een bisschop toestemming gaf om een werk te beginnen, maar die achteraf onder invloed van vasle beschuldigingen weer introk : « Ik heb me dan telkens aanstonds onderworpen, ondanks de vele pijnlijke vernederingen die eraan verbonden waren! Wat moest ik méér doen ? » vroeg Montfort.

Blain besloot : « Ik maakte nog een aantal opmerkingen in de overtuiging dat hij mij het antwoord zou schuldig blijven. Maar zijn reacties waren zo juist, zo welomschreven, zo doordrenkt van de Geest Gods, dat het mij verwonderde, hoe hij mij telkens de mond snoerde, waar ik meende het bij hem te moeten doen. »   En later voegde hij eraan toe : « Montfort heeft zeker zijn fouten gehad, zoals alle heiligen hun gebreken kenden, wat hun canonisatie niet belette. God wil immers dat heiligen hun eigen menselijke trekken behouden, zodat ze nederig blijven en inzien, dat hun deugden tenslotte slechts gaven van Zijn goedheid zijn en dat alles wat ze bereikten enkel aan Hem te danken was. »

Nederlandse vertaling genomen uit « Alles of niets » blz 279-283 – H. Hechtermans, smm

Ter overweging

  • H. Montfort, ik ben ook, net zoals uw vriend Blain, getroffen door uw originaliteit, omdat…
  • Uw gestrengheid en uw lichamelijke verstervingen wekken in mij moeilijkheden…
  • Ook vandaag nog haal jij uit je reiszak uw Evangelieboek uit om aan mij te zeggen dat…

zondag 20 april 2014

Kleine meditatie uit brief 26 van de H. Montfort


Uit de ‘Brieven’ lezen we brief 26


geadresseerde: zr Catherine de Saint Bernard (GuyonneJeanne)

Herkomst: Parijs 
Datum: 15 augustus 1713
Montfort had in 1703 Claude Poullart des Places, die kort daarna de congregatie van de Missionarissen van de heilige Geest zou stichten, uitgenodigd zich bij hem aan tes luiten om samen te werken « aan het zieleheil in de missies » (Besnard, CIM IV, 278). Hun onderhoud eindigde met deze belofte van des Places: « Als God mij de genade verleent erin te slagen een seminarie te stichten voor behoeftige studenten, moogt gij op missionarissen rekenen. Ik zal ze voorbereiden en gij zult ze aan het werk zetten. Zodoende zult gij voldaan zijn en ik ook » (Besnard, CIM IV, 279). Des Places stierf in 1709. In 1713 onderbrak Montfort zijn werkzaamheden in het bisdom La Rochelle en ging hij weer naar Parijs om met de opvolger van des Places de belofte van de stichter te bespreken. Tijdens dat bezoek, in de maanden juli-augustus, schreef hij zijn zus in Rambervilliers de volgende brief:


Bron: Grandet 337-339
Historische noot:

Leve Jezus, leve zijn Kruis.
Indien gij mijn kruisen en vernederingen tot in de details zoudt kennen, dan betwijfel ik of gij zo vurig zoudt verlangen mij te zien; want ik ben nooit in een of ander land of ik geef een stuk van mijn kruis aan mijn beste vrienden te dragen, vaak tegen mijn of hun wil in. Niemand kan mij steunen of durft het voor mij opnemen zonder dat hij er zelf onder lijdt en soms bezwijkt onder de aanvallen van de hel die ik bestrijd, van de wereld die ik bekamp en van het vlees dat ik vervolg. Een mierennest van zonden en zondaars dat ik aanval, laat mij noch een der mijnen enige rust. Altijd op mijn qui-vive, altijd op doornen en scherpe stenen ben ik als een bal in een kaatsspel: nauwelijk heeft men hem naar de ene kant geworpen of hij wordt naar de andere kant gesmeten, met een harde slag. Dat is het lot van een arme zondaar. Zodoende heb ik nog geen moment rust gekend, sinds ik dertien jaar geleden Saint-Sulpice heb verlaten.
En toch, lieve zus, prijs God voor mij, ik ben immers tevreden en blij temidden van mijn lijden en ik geloof niet dat er op aarde iets zoeters bestaat voor mij dan het bitterste kruis, wanneer het gedompeld is in het bloed van de gekruisigde Jezus en in de melk van zijn goddelijke Moeder. Maar naast die innerlijke vreugde kan het dragen van kruisen van groot voordeel zijn. Ik zou willen dat ge de mijne zoudt zien. Ik heb nooit meer bekeringen gemaakt dan na de meest pijnlijke en onrechtvaardige interdicten. Houd moed, zeer dierbare zus, laten wij alle drie ons kruis dragen, aan de twee uiteinden van het rijk. Draag het goed van uw kant, ik van mijn kant zal proberen het goed te dragen, met Gods genade, zonder klagen, zonder morren, zonder u ervan te ontdoen, zonder u te verontschuldigen, zelfs zonder te wenen als kleine kinderen die tranen vergieten en zouden klagen omdat men hun honderd gouden ponden te dragen had gegeven, of als een landbouwer die wanhopig zou worden omdat men zijn akker gouden muntstukken had bedekt om hem rijker te maken.

Ter overweging
  • Montfort omschrijft zichzelf als « een bal in een kaatsspel ». Het lijkt mij...
  • "Ik ben tevreden en blij temidden van al mijn lijden ». Kan ik deze woorden bevestigen voor mezelf?..."
  • Wat is jouw antwoord op zijn brief: "Beste Louis Marie, ik heb de brief gelezen die je schreef naar je zus..."

zondag 2 maart 2014

zondag 23 februari 2014

Kleine meditatie 'Het hart van Marie Louise'


Het kapelletje van ‘het hart van Marie Louise’

“Lieve Jezus, schenk mij de genade en de goedheid om mij te inspireren, het werk dat nodig is in mezelf, in praktijk te brengen zodat het een kapelletje kan worden om U er in te laten wonen.

Redder van mijn ziel, kom mij te hulp, want ik ben enkel zwakheid. Mijn onvolmaaktheid overstelpt mij, wat is ze groot. Lieve Jezus, heb medelijden met mij. De nederigheid zal het fundament zijn van dit gebouw. Alle kleine vernederingen die zich zullen voordoen, zal ik ontvangen met de hulp van uw heilige genade. Ik zal ze dragen met geduld zonder mij te beklagen bij iemand en ik hoop dat dit met vreugde zal gebeuren. Ik hoop op uw goedheid, zodat de plaveien van dit gebouw steeds mooier worden en versierd worden van deze heldhaftige en nauw aan het hart gelegen deugd. Ik bekijk mezelf altijd als iemand die nog steeds niet waardig is bevonden te staan naast de bruiden van Jezus-Christus.

Er zullen vier zuilen zijn in deze kleine kapel:
·         De Gehoorzaamheid
·         De onthechting van alle schepselen
·         De Liefde voor het lijden
·         De Voorzichtigheid

Kapelletje 'Het Hart van Marie Louise'
Saint-Laurent-sur-Sèvre
Ik hoop, met Gods genade, deze zuil van gehoorzaamheid mooier te maken wanneer men mij iets beveelt; dat ik zoals een kind zonder tegenspreken kan gehoorzamen, zonder te argumenteren. Wat men mij beveelt of vraagt, zal ik uitvoeren met vreugde en onderdanigheid. Mocht ik hierin niet lukken, dan doe ik een acte van berouw, met de handen open als op het kruis.

Bij de zuil van de onthechting van alle schepselen, zal ik eraan werken, voor zover mij dit mogelijk is, om mijn hart niet te laten overvallen aan alles wat aards is. Ik zal er heel goed over waken, met de genade van God, dat al deze bewegingen en verzuchtingen er zijn voor mijn lieve Jezus. Je zal eraan werken om te versterven aan al deze schepselen, vooral aan mezelf, en de oude mens in mij te laten sterven om het geluk te hebben helemaal en onverdeeld mens te zijn verenigd met God alleen. Ik hecht mij aan niets, ook niet aan mijn devoties en ben klaar en met toestemming van Gods genade, geen toegang te hebben, als mijn biechtvader mij verbiedt om te communie te gaan of andere devoties te doen. Ik wil geen enkele band. En mocht het gebeuren dat dit arme hart het ongeluk heeft zich te binden aan iets aards, dan zal ik een Veni Creator bidden, met de handen open als op het kruis.

Bij de zuil van de Liefde voor het lijden, hoop ik met de hulp en de genade van God en met onderdanigheid, alle kruisen die mij gegeven zullen worden door Jezus te ontvangen, die mij wil eren met wat hem het meest aan het hart ligt en dat wil schenken aan hen van wie hij heel veel en van harte houdt. Ik zal me bij niemand beklagen over een kleine tegenspraak, over misprijzen en lijden. Ik zal slechts toevlucht vinden als ik mij bevind in een staat van verslagenheid en diepe droefheid dan bij God alleen. En als ik genoodzaakt ben ze kenbaar te maken, dan zal ik dat enkel doen bij mijn biechtvader. Ik zal het bovendien heel beknopt doen en steeds met wantrouwen kijken naar mijn eigenliefde die zo vindingrijk is om in alles wel een troost te vinden. .Indien ik per ongeluk niet geduldig de kruisen draag, dan doe ik ter penitentie een prikkende riem aan voor vijf uren ter ere van de vijf wonden van Christus.

Bij de zuil van de Voorzichtigheid, zal ik om God te behagen, scherp waken over mijn innerlijk en mijn uiterlijk, over mijn blik waarmee ik kijk, over mijn woorden, over mijn denken, over mijn verlangens, over mijn neigingen, over de stappen die ik zet. Ik zal waken over al mijn handelingen, opdat alles zou gestuurd worden volgens de geest van Jezus-Christus en tot meerdere eer en glorie van God. Ik neem al mijn zusters weer aan met een grote zachtheid en standvastigheid. Jezus, ik vraag deze grote zachtheid, om ze opnieuw na te volgen in zekere zin zoals ze tot vandaag is geweest en mij daarin te verdragen met een oneindig geduld waarvoor ik U dank uit heel mijn hart. Indien ik het ongeluk heb mij af te wenden van deze grote deugd van voorzichtigheid, zal ik niet nalaten om er penitentie voor te doen door gedurende drie uren prikkende armbanden te dragen voor elke keer dat ik hierin gemankeerd heb.

Welke vreugde en troost zal mijn ziel ontvangen als ik op het einde van de dag, bij het bezoek aan deze innerlijke zuilen, dat ik kan merken dat ik niet verwaarloosd heb om ze meer en meer aangenaam te maken in de ogen van God.

De spirituele gordijnen die aan het tabernakel vastgemaakt zijn, zullen de Godsvrucht zijn. De houdertjes om de gordijnen vast te houden zullen de Standvastigheid zijn. Dit nodig is om al het goede te ondernemen dat God van mij vraagt. De ringen zullen de Waakzaamheid zijn om mijn taken te vervullen, de bedekking van dit tabernakel zal de Zachtheid zijn en om deze nauw aan het hart liggende deugd te verkrijgen voor de laatste nauwkeurigheid op mijn tong zodat ik spreek met schranderheid en opdat het ook waakt over mijn hart mochten er ongeduldige bewegingen opkomen, zodat deze gestopt worden met de hulp van de Heilige Geest die slechts rust op een nederig en berouwvol hart. Als het mij zou gebeuren dat ik een fout doe op deze deugd van zachtheid, dan doe ik penitentie door ’s nachts op te staan om een kwartier boete te doen met een koord om de hals.

Ik doe geen enkele van deze penitenties zonder toelating van mijn biechtvader. O wat een geluk dat ik via al deze kleine praktijken een ruimte kan maken die God zal behagen. Wat zal het een troost zijn voor mijn ziel te werken aan dit grote werk van perfectie om God te kunnen laten verblijven.

Wat een voorrecht als je de beslissingen die je neemt ook in praktijk brengt. Jezus, ik hoop op uw oneindige goedheid en ik ben vastbesloten, met de hulp van uw heilige genade, om mijn laatste trouw uit te voeren.

Ter overweging:
  • Waar bevinden deze vier zuilen zich in mijn eigen dagelijks leven?
  • Hier werden vele deugden opgesomd, vooral in de laatste paragrafen. Met welke hiervan wordt ik dagelijks geconfronteerd? Stimuleren ze ook mijn leven?
  • Heeft het gewetensonderzoek nog een plaats in mijn leven? Hoe beleef ik dit?

zaterdag 8 februari 2014

Kleine meditatie: Testament van Marie Louise

Marie Louise Trichet
"In naam van onze Heer Jezus Christus en op het punt mijn Schepper verantwoording af te leggen van de wijze waarop ik mij heb gedragen ten opzichte van de Dochters der Wijsheid, waarvan ik het geluk mocht genieten als eerste het kleed te dragen en duidelijk ziende dat alles wat Montfort mij heeft gezegd, bewaarheid wordt: dat ik eens aan het hoofd zou staan van een talrijke communiteit en dat men in de loop van de tijd een kweekplaats zou zien van Dochters der Wijsheid, voel ik mij verplicht om allen, aanwezigen of toekomstigen, aan te bevelen nooit af te wijken van de oorspronkelijke geest van onze heilige Stichter en dat is een geest van nederigheid, armoede, onthechting, liefde en eenheid onder elkaar. Bovendien beveel ik hen in naam van onze Heer Jezus Christus aan, altijd een grote en onbeperkte afhankelijkheid te beleven ten aanzien van de communiteit die in Saint-Laurent-sur-Sèvre is gevestigd; die te zien als de voornaamste plaats van de Congregatie en de overste daarvan en allen die haar op die post zullen opvolgen, te zullen beschouwen als de Generale Overste.
De Overste van de Missionarissen van de Heilige Geest, die ook door M. de Montfort gesticht zijn, te eerbiedigen en te gehoorzamen, evenals aan zijn opvolgers, zoals die door hem aan hen gegeven werden om in de gehele Congregatie het algemeen bestuur uit te oefenen en de gestrengheid van de regel te handhaven; eerbied en dankbaarheid te betuigen aan de Missionarissen, die de goedheid hebben biechtvader van de Dochters der Wijsheid te willen zijn.
Als zij dit doen, zullen zij mijn verlangens vervullen. Zij zullen doen, wat ik met Gods genade gedurende mijn aardse leven gedaan heb en ze zullen de laatste wil volbrengen van een Moeder, die hen altijd heeft bemind, die hen nog steeds bemint, die hen zal blijven liefhebben en hen na haar dood nooit zal vergeten.
Omdat ikzelf door mijn grote zwakte niet In staat ben al mijn bovengenoemde wilsbeschikkingen op te schrijven, heb ik ze op papier laten zetten door Sœur Honorée, novicemeesteres en ik heb ze met eigen hand ondertekend".


Saint-Laurent, de 25e dag van april 1759

Marie-Louise de Jésus, Supérieure Générale


Ter overweging
  • Wat betekent “de fundamentele geest van onze stichters” voor mij, vandaag?
  • Hoe beluister ik deze woorden: een geest van nederigheid, een geest van armoede, een geest van loslaten, een geest van naastenliefde, een geest van eenheid…
  • Hoe merk ik vandaag dat onze stichters ons niet vergeten?

zondag 12 januari 2014

Kleine meditatie ' De Ware Godsvrucht' 34 - 36

L. M. G. de Montfort

34. God de heilige Geest wil zich uitverkorenen vormen in haar en door haar. “Schiet wortel in Mijn uitverkorenen” (V/Eccli 24,13), zegt Hij tot haar: Mijn beminde, Mijn Bruid, laat al uw deugden wortel schieten in Mijn uitverkorenen om ze te doen groeien van deugd tot deugd en van genade tot genade. Toen u op aarde leefde en de verhevenste deugden beoefende, heb Ik in u zoveel genoegen gesteld, dat Ik u nog op aarde wens te vinden, terwijl u toch in de hemel bent. Herschep daarom uzelf in Mijn uitverkorenen. Laat Mij met vreugde in hen de wortels terugvinden van uw onoverwinnelijk geloof, diepe nederigheid, algehele versterving, verheven gebed, vurige naastenliefde, vaste hoop en al uw andere deugden. U bent voor Mij nog altijd dezelfde trouwe, zuivere en vruchtbare Bruid: laat daarom uw trouw Mij getrouwen, uw zuiverheid Mij maagden en uw vruchtbaarheid Mij uitverkorenen en tempels schenken.

35. Wanneer Maria eenmaal in een ziel heeft wortel geschoten, dan brengt zij er
Kapel Montfort - St Laurent-s-Sèvre
wonderen van genade voort zoals zij alleen dat kan. Zij alleen immers is de vruchtbare maagd die haar weerga nooit heeft gehad noch ooit zal hebben in zuiverheid en vruchtbaarheid.
Maria heeft samen met de heilige Geest het grootste wonderwerk aller tijden voortgebracht: een Godmens. Zij zal dus ook de grootste wonderwerken tot stand brengen die er in de loop van de laatste tijden zullen zijn. Haar hoogst eigen taak is het de grote heiligen te vormen en op te voeden die leven zullen tegen het einde van de wereld. Want alleen deze uitzonderlijke en wonderbare maagd kan, in vereniging met de heilige Geest, zo uitzonderlijke en buitengewone wonderwerken tot stand brengen.

36. Wanneer de heilige Geest, haar Bruidegom, haar in een ziel aantreft dan vliegt Hij erheen, neemt er volledig Zijn intrek en deelt zich overvloedig mee aan die ziel. En wel in dezelfde mate waarin zo iemand plaats ingeruimd heeft voor Zijn Bruid. Dat is een van de voornaamste redenen dat de heilige Geest tegenwoordig geen opvallende wonderwerken verricht in de zielen: Hij vindt ze niet innig genoeg verenigd met Zijn trouwe en onafscheidelijke Bruid. Ik zeg: een onafscheidelijke Bruid; eens heeft deze zelfstandige liefde van de Vader en de Zoon Maria immers tot Zijn Bruid genomen om het hoofd van de uitverkorenen Jezus Christus voort te brengen en Jezus Christus in de uitverkorenen. En sedertdien heeft Hij haar nooit afgewezen, omdat zij altijd trouw en vruchtbaar is gebleven.

Ter overweging: 

  • Ik voel dat de H. Geest en Maria in mij wortels hebben.
  • Ik herken dit werk (WG 35) van de H. Geest en van Maria in deze personen...
  • In mezelf herken ik dit: