Pagina's

zondag 3 februari 2013

7de Praktijk - WG 256

Aan de zevende oefening besteedt de schrijver hier nauwelijks vijf regels, hij heeft het er al over gehad. Als je de context niet kent, doen zij sommigen steigeren, nu evengoed als 300 jaar geleden: “De trouwe dienaren van Maria moeten de bedorven wereld grondig verachten, haten en vluchten.”Je verstaat dit enkel als je in het achterhoofd houdt wat hij hierover eerder schreef in verband met een goede dosis zelfkennis (78-82 en 87-88).

256. De trouwe dienaren van Maria moeten de bedorven wereld grondig verachten, haten en vluchten. Laten ze daartoe de praktijken uit het eerste deel gebruiken in verband met de verachting van de wereld.


78. Gewoonlijk worden onze beste handelingen bezoedeld en bedorven door de kwade ondergrond in onszelf. (...)



88. Ten tweede. De kwelgeesten, geslepen dieven als zij zijn, proberen ons onverwachts te overvallen om ons te bestelen en uit te plunderen. Dag en nacht loeren zij op het gunstige ogenblik. (...) 



81. (...) Dat is wat de heilige Paulus bedoelt met elke dag sterven: “Elke dag sterf ik” (1 Kor 7,30-31). Als de graankorrel, die in de aarde valt, niet sterft, blijft zij alleen en brengt geen goede vrucht voort (Joh 12,24). Als wij niet sterven aan onszelf, als onze heiligste devoties ons niet tot die noodzakelijke en vruchtbare dood brengen, dan dragen wij geen vrucht van belang en dienen onze devoties tot niets. (...)

82. Ten derde. Wij moeten onder alle devoties tot de allerheiligste Maagd die uitkiezen die ons het meest ertoe brengt aan onszelf te sterven; want die is de beste en de meest heiligende. (...) Welnu, de praktijk die ik wil bekend maken, is zo’n genadegeheim. Veel christenen hebben er nog nooit van gehoord. Alleen enige vromen weten van het bestaan ervan, en een nog kleiner aantal brengt het in praktijk en heeft er smaak in. 


87. Gezien onze zwakheid en broosheid is het heel moeilijk de genaden en schatten die 
wij van God ontvangen hebben, in ons te bewaren. 
Ten eerste dragen wij immers deze schat, die kostbaarder is dan hemel en aarde, 
in broze vaten (2 Kor 4,7), in een sterfelijk lichaam, een zwakke, onstandvastige ziel, 
door het geringste al in de war en terneergeslagen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten