Pagina's

maandag 4 maart 2013

In Maria - WG 261 - 263 - 264


In Maria

261. 3° Wij moeten onze handelingen verrichten in Maria. Om deze praktijk goed te begrijpen moet men het volgende weten. De allerheiligste Maagd is het ware aards paradijs van de nieuwe Adam. Het oude was hiervan slechts een voorafbeelding. In dit aards paradijs bevindt zich dus onuitsprekelijke rijkdom, schoonheid, zeldzaamheid en zoetheid, er achtergelaten door de nieuwe Adam, Jezus Christus. In dit paradijs heeft Hij zich negen maanden vermeid, Zijn wonderen verricht en Zijn schatten uitgestald met de vrijgevigheid van een God. Dit hoogheilig oord bestaat slechts uit maagdelijke en onbevlekte aarde waaruit de nieuwe Adam gevormd werd en gevoed, zonder enige vlek of smet, door de werking van de heilige Geest, die er Zijn verblijfplaats heeft.

In dit aards paradijs staat in de ware zin van het woord de levensboom die Jezus Christus, de Levensvrucht, heeft gedragen. Ook de boom van de kennis van goed en kwaad, die de wereld het Licht heeft geschonken. In dit van God vervulde oord staan bomen die God eigenhandig heeft geplant en besproeid met Zijn goddelijke zalving. Zij hebben vruchten gedragen en dragen dagelijks nog vruchten met een goddelijke smaak. Er liggen veelkleurige perken met fraaie en verschillende bloemen van deugd, en die geuren zo heerlijk dat zelfs de engelen ervan worden doorgeurd. In dit oord liggen groene weiden van hoop, onneembare torens van kracht, lieflijke woningen van vertrouwen enzovoort. Alleen de heilige Geest kan de waarheid doen kennen, die onder deze materiële beelden verborgen gaat. In dit oord bevindt zich een pure onbedorven atmosfeer van zuiverheid, een heldere nachtloze dag van de heilige mensheid, een heerlijke schaduwloze zon van de Godheid, een onophoudelijk brandende oven van liefde waarin alle ijzer dat erin geworpen wordt, gaat gloeien en in goud verandert. Uit de bodem welt een stroom op van nederigheid die zich in vieren deelt en heel dit verrukkelijke oord bevloeit: dat zijn de vier hoofddeugden.

263. Maar voor zondaars als wij is het zeer moeilijk om de toestemming, de geschiktheid en het licht te krijgen waardoor wij zulk een verheven en heilig oord kunnen binnentreden. Het wordt niet door een cherubijn bewaakt, zoals het vroegere aards paradijs, maar door de heilige Geest zelf, die er absoluut gezag uitoefent en er het volgende over getuigt: “Een gesloten tuin is mijn zuster, mijn bruid, een gesloten tuin, een verzegelde bron” (Hl 4,12). Maria is gesloten; Maria is verzegeld. De beklagenswaardige kinderen van Adam en Eva, eenmaal verjaagd uit het aards paradijs, kunnen het niet binnentreden tenzij de heilige Geest het hun toestaat bij wijze van speciale gunst, die zij moeten verdienen.

264. Wanneer we door onze getrouwheid deze uitzonderlijke genade verkregen hebben, moeten we in het heerlijk binnenste van Maria met welbehagen ons verblijf vestigen, er in vrede tot rust komen, er vol vertrouwen ons steunpunt in vinden, ons er veilig verschuilen en ons er onvoorwaardelijk in verliezen. (...) Zij die geestelijkerwijze in de heilige Maagd hun verblijf vestigen, zullen gevormd worden in Jezus Christus en zal Jezus Christus gevormd worden in ons. Want de heilige Vaders verklaren, dat haar schoot de zaal van de goddelijke mysteriën is. Daarin worden Jezus Christus en alle uitverkorenen gevormd: “Een mens en een mens is in haar geboren” (Ps 87,6).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten