Pagina's

zondag 29 januari 2012

Scherpe portretten - WG 92 - 104

We lezen met u: 


92. Ik noem zeven soorten onechte Mariavereerders
en Mariadevoties: 1) de criticasters, 2) de angstvalligen,
3) de oppervlakkigen, 4) de arroganten,
5) de wispelturigen, 6) de schijnheiligen, 7) de baatzuchtigen.

93. De 'criticasters' zijn over het algemeen trots
op hun geleerdheid, kritische geesten,
erg ingenomen met hun eigen inzichten.
In wezen hebben ze wel enige verering voor de heilige Maagd,
maar ze leveren kritiek op bijna alle praktijken van verering
van de heilige Maagd, die eenvoudige mensen op eenvoudige en onberispelijke wijze
aan die goede moeder opdragen; dat ligt hun namelijk niet.
Alle wonderen en verhalen, door geloofwaardige schrijvers vermeld 
of aan kloosterkronieken ontleend, die van de barmhartigheid
en macht van de allerheiligste Maagd getuigen, trekken zij in twijfel.
Wanneer zij eenvoudige, nederige mensen zien neerknielen voor een altaar
of beeld van de heilige Maagd of soms op de hoek van een straat
om daar tot God te bidden, dan kunnen ze dat nauwelijks verdragen.
Zij beschuldigen hen zelfs van afgoderij, alsof die mensen hout of steen aanbaden.
Wat hen zelf betreft, zo zeggen zij, zij houden niet van die uiterlijke devotiepraktijken.
Zij zijn niet zo onnozel om alles te geloven wat er over de heilige Maagd
aan fabeltjes en vertelseltjes wordt opgedist. Wanneer men hun melding maakt
van de prachtige lofprijzingen, door de heilige Vaders tot de heilige Maagd gericht,
dan antwoorden ze: Dat zijn redenaars. Die hebben overdreven.
Ofwel ze leggen hun woorden averechts uit. Voor dit soort onechte vereerders,
hoogmoedige en wereldse lieden moet men erg oppassen;
ze doen ontzetend veel kwaad aan de verering van de allerheiligste Maagd.
Want onder het mom alleen de misbruiken ervan uit te roeien,
slagen ze erin de mensen afdoend te vervreemden van de devotie zelf.

94. De 'angstvalligen' zijn bang dat ze de Zoon onteren door de moeder te vereren
en dat de verheffing van de laatste een vernedering voor de eerste betekent.
Zij zouden niet dulden dat men, om de heilige Maagd te huldigen,
de alleszins gerechtvaardigde lofprijzingen van de heilige Vaders gebruikte.
Ternauwernood kunnen zij het verdragen, wanneer er voor een altaar van de heilige Maagd
meer mensen neerknielen dan voor het heilig Sacrament,
alsof het één in strijd is met het ander; alsof het gebed tot de heilige Maagd
niet evengoed een gebed is tot Jezus Christus door haar. Zij willen niet dat men zo veel
over de heilige Maagd spreekt en zo dikwijls tot haar bidt. Hier volgen enige
van hun gebruikelijke uitspraken: Waarvoor dienen al die rozenhoedjes,
broederschappen en uiterlijke devoties tot de heilige Maagd?
Daarin schuilt heel wat onwetendheid. Op die manier maakt men van onze godsdienst
een komedie. Neen, geef mij maar de vereerders van Jezus Christus - zij noemen Hem,
tussen haakjes, dijkwijls zonder het hoofd te ontbloten.
Neem uw toevlucht tot Jezus Christus, Hij is onze enige middelaar.
Preek Jezus Christus: dat is tenminste iets degelijks. In deze woorden,
die zeker een kern van waarheid bevatten, schuilt echter een groot gevaar wegens
de toepassing ervan om de devotie tot de allerheiligste Maagd te verhinderen.
Het is namelijk een sluwe, duivelse listigheid onder voorwendsel van het nastreven
van een groter goed. Want hoe meer we de allerheiligste Maagd eren,
des te meer we Jezus Christus eren. We eren haar immers alleen
maar om Jezus Christus beter te eren: we gaan alleen tot haar,
zoals men zich op weg begeeft om bij het einddoel aan te komen, en dat is Jezus.

95. De heilige Kerk volgt het voorbeeld van de heilige Geest.
Zij zegent eerst de heilige Maagd, en daarna Jezus Christus:
“Gezegend zijt gij onder de vrouwen
en gezegend is de vrucht van uw schoot, Jezus” (Lc 1,42).
Niet dat de heilige Maagd de meerdere of zelfs maar de gelijke van Jezus Christus is.
Dat zou een onduldbare ketterij inhouden. Maar wel dat men, om Jezus Christus
volmaakter te zegenen, eerst Maria dient te zegenen.
Laten we dus met alle ware vereerders, tegen haar angstvallige vereerders in, zeggen:
Maria, gij zijt gezegend onder alle vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot, Jezus.

96. De 'oppervlakkigen' zijn mensen voor wie de hele verering van de allerheiligste Maagd
opgaat in uiterlijke praktijken. Zij voelen alleen iets voor de uiterlijke kant van de verering
voor de allerheiligste Maagd omdat zij geen geest van ingekeerdheid bezitten.
Ze raffelen een serie rozenhoedjes af, wonen zonder aandacht verschillende missen bij,
lopen zonder devotie mee in processies, worden lid van al haar broederschappen;
maar ze vergeten hun leven te beteren, hun hartstochten te beteugelen
en de deugden van deze zeer heilige Maagd na te volgen.
Wat hen aantrekt in de devotie is het gevoelige ervan, niet het degelijke.
Wanneer zij dan ook bij hun praktijken geen gevoelsindrukken ondergaan,
menen zij tot niets meer te komen, gaan zich miskend voelen:
ofwel houden zij er helemaal mee op, ofwel handelen zij met vlagen.
De wereld is vol van dit soort oppervlakkige vereerders.
En juist deze lieden staan het meest kritisch tegenover mensen van gebed,
die zich op het innerlijke toeleggen als op het wezenlijke;
al verwaarlozen ook dezen niet een bescheiden vorm van uiterlijkheid
die altijd gepaard gaat met waarachtige devotie.

97. De 'arroganten' zijn zondaars die zich door hun hartstochten laten meeslepen
of wereldse mensen die hun hoogmoed of gierigheid of onkuisheid
of dronkenschap of opvliegendheid of gevloek of kwaadsprekerij of onrechtvaardigheid enz.,
onder de schone naam van christen en vereerder van de heilige Maagd camoufleren.
Onder het voorwendsel dat ze vereerders van de heilige Maagd zijn, slapen zij rustig voort
in hun slechte gewoonten en doen zij weinig moeite om zich te verbeteren.
Zij rekenen er op dat God hun wel zal vergeven. Ze zullen niet zonder biecht sterven
en verloren gaan, omdat ze het rozenhoedje bidden, zaterdags vasten,
lid zijn van de Broederschap van de heilige Rozenkrans of van het Schapulier
of van een van haar Congregaties, het schapulier dragen of het kettinkje
van de heilige Maagd enz. Zeg hun niet dat hun devotie slechts duivels bedrog is,
een verderfelijke arrogantie, goed om hen verloren te doen gaan
want dat willen zij niet geloven. God is goed en barmhartig, zeggen ze.
Hij heeft ons toch niet geschapen om ons te verdoemen. 
Er is geen mens die niet zondigt. Zij zullen niet zonder biecht sterven.
Een eerlijk “ik heb gezondigd” (2 S 12,13) bij de dood is voldoende.
Trouwens, zij vereren de heilige Maagd, dragen het schapulier,
bidden iedere dag onberispelijk en in alle bescheidenheid zeven onzevaders
en zeven weesgegroeten ter ere van haar, soms zelfs het rozenhoedje
en het officie van de heilige Maagd, ze vasten enz. Om hun beweringen kracht bij te zetten
en zich nog meer te verblinden, komen ze dan met verhalen die ze gehoord
of in boeken gelezen hebben; waar of niet waar, dat doet er niet toe.
Die verhalen doen geloven dat bepaalde personen die zonder biecht in doodzonde
waren gestorven, maar die tijdens hun leven enige gebeden
of oefeningen van devotie tot de heilige Maagd verricht hadden,
echt uit de dood zijn opgewekt om nog te kunnen biechten.
Ofwel bleef hun ziel wonderbaarlijk in hun lichaam tot ze hun biecht hadden gesproken.
Ofwel kregen ze door de barmhartigheid van de heilige Maagd
bij hun dood berouw en vergiffenis van God en werden daardoor gered.
Welnu, datzelfde hopen zij ook.

98. Niets is zo verwerpelijk onder christenen dan een dergelijke duivelse arrogantie.
Kan men immers nog volhouden dat men de heilige Maagd werkelijk liefheeft en eert,
wanneer men Jezus Christus, haar Zoon, door zijn zonden kwetst, doorsteekt,
kruisigt en meedogenloos beledigt? Indien Maria door haar barmhartigheid
dergelijke lieden geregeld zou redden, zou zij de misdaad wettigen
en meehelpen haar Zoon te kruisigen en te beledigen. Wie zou zoiets durven denken?

99. Ik beweer dat iemand die aldus de devotie tot de allerheiligste Maagd misbruikt,
de heiligste en meest gefundeerde na die tot de Heer i
n het allerheiligste Sacrament, een afschuwelijke heiligschennis begaat,
en wel de grootste en minst vergeeflijke na die van de onwaardige Communie.
Ik geef toe: om werkelijk vereerder te zijn van de heilige Maagd is het niet absoluut
noodzakelijk zo heilig te zijn dat men elke zonde vermijdt, hoe wenselijk dat ook zou zijn.
Maar op zijn minst moeten we toch (en let goed op mijn woorden),
ten eerste, het oprechte voornemen hebben om minstens iedere doodzonde te vermijden,
die de Moeder evenzeer beledigt als de Zoon; ten tweede, zich inspannen
om de zonde te vermijden; ten derde, zich bij broederschappen aansluiten,
het rozenhoedje, de heilige rozenkrans bidden of een ander gebed, vasten op zaterdag enz.

100. Dat is wonderlijk doeltreffend om een zondaar tot bekering te brengen,
al is hij nog zo verstokt. En indien mijn lezer zo iemand is, ook al zweeft hij
met één voet boven de afgrond, dan raad ik hem dit middel aan.
Maar dan op voorwaarde dat hij deze goede praktijken alleen beoefent om van God,
door bemiddeling van de heilige Maagd, de genade van het berouw
en de vergeving van zijn zonden te verkrijgen, en tevens de kracht
om zijn slechte gewoonten te overwinnen. Niet om maar rustig in zijn zondige staat
voort te leven, ondanks de verwijtende stem van zijn geweten,
het voorbeeld van Jezus Christus en de heiligen, en de voorschriften van het heilig Evangelie.

101. De 'wispelturigen' vereren de heilige Maagd nu weer wel, dan weer niet,
juist zoals het hun invalt. Ze hebben momenten van vurigheid, maar ook inzinkingen.
Vandaag zou men zeggen dat zij tot alles bereid zijn om haar te dienen,
morgen kent men ze niet meer terug. Eerst willen ze alle devoties tot de heilige Maagd
tegelijk gaan beoefenen en ze laten zich dan ook bij alle mogelijke broederschappen
inschrijven. Maar achteraf komen ze de voorschriften ervan niet trouw na.
Ze zijn net zo veranderlijk als de maan. Vandaar dat Maria hen om hun wispelturigheid
evenals de maansikkel onder haar voeten legt. Ze zijn dan ook niet waardig
tot de dienaren van die getrouwe Maagd gerekend te worden,
want dezen bezitten trouw en standvastigheid als erfdeel.
Men kan beter niet zoveel gebeden en devotiepraktijken op zich nemen
en er weinig verrichten, maar dan wel met liefde en trouw, ondanks wereld, duivel en vlees.

102. Er zijn nog andere onechte vereerders van de heilige Maagd,
namelijk de 'schijnheiligen'. Deze bedekken hun zonden en slechte gewoonten
onder de mantel van die getrouwe Maagd, om zo in de ogen van de mensen
door te gaan voor wat ze niet zijn.

103. Dan zijn er ook nog 'baatzuchtigen', die alleen maar hun toevlucht nemen
tot de heilige Maagd om een proces te winnen, aan een gevaar te ontsnappen,
van een ziekte te genezen of voor een andere dergelijke nood;
anders zouden ze niet eens aan haar denken. Beiden zijn onechte vereerders,
onaanvaardbaar voor God en Zijn heilige Moeder.

104. We mogen er dus wel voor oppassen, dat we niet behoren bij de groep criticasters
die niets geloven en op alles iets aan te merken hebben; bij de angstvalligen
die uit eerbied voor Jezus Christus bang zijn dat ze de heilige Maagd te veel vereren;
bij de oppervlakkigen wier hele devotie uit louter uiterlijke praktijken bestaat;
bij de arroganten die een onwaarachtige Mariadevotie voorwenden
en tegelijk in hun zonden gedompeld zijn; bij de wispelturigen die door hun lichtzinnigheid
telkens weer van devotiepraktijk veranderen of ze bij de minste bekoring laten varen;
bij de schijnheiligen die lid worden van broederschappen
en de kentekens van de heilige Maagd dragen om voor deugdzaam door te gaan;
en tenslotte bij de baatzuchtigen die alleen maar hun toevlucht
tot de heilige Maagd nemen om van lichaamskwalen bevrijd te worden
of tijdelijke goederen te verwerven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten