Commentaar op De
Ware Godsvrucht van Montfort (120 – 133)
Het woordgebruik trekt aandacht
![]() |
Handschrift van LMG de Montfort |
Wij zijn gekomen aan de bladzijde waar Montfort in
zijn manuscript voor het eerst met grote letters een titel aangeeft: “La parfaite
consécration à Jésus- Christ": de volmaakte toewijding aan Jezus Christus.
Het woord volmaakt valt op en betekent hier vooral ‘de meest perfecte’ met
betrekking tot de andere vormen in nummer 119 aangegeven. Hij begint met de
volgende redenering: “Onze hele volmaaktheid bestaat hierin, dat wij aan Jezus
Christus gelijkvormig zijn, met Hem verenigd en aan Hem toegewijd. Vandaar dat
de beste devotie ontegenzeggelijk die is, welke ons het meest met Jezus
Christus gelijkvormig maakt, met Hem verenigt en aan Hem toewijdt” (120).
Drie werkwoorden
Wat
eerst opvalt is dat de auteur alles sterk centreert op Jezus Christus. Verder
is er de opeenvolging van drie werkwoorden die hij bovendien nog eens herhaalt:
gelijkvormig zijn, verenigd zijn, toegewijd zijn. De eerste twee wijzen naar
het doel dat hij beoogt, het derde naar de volgehouden actie die ertoe leidt.
Dit verheven doel vindt men op meerdere wijzen verwoord in zijn geschriften
terug. Zo bijvoorbeeld erg krachtig in de slotzin van zijn lange
toewijdingsgebed waar hij ronduit zegt dat hij de volheid van het leven van Jezus Christus beoogt en voegt er zelfs
aan toe: hier op aarde (LEW 227). Gods
heilige worden, Gods ‘christus’ zijn tussen de mensen, wat een taal! Niet
alleen is dit haalbaar, het is zelfs de roeping van elke gedoopte, zo
formuleert hij het in Het Mariageheim
(MG 3). Dit vraagt uitleg en de aanzet ervoor vind je in het derde werkwoord
dat hij heeft gekozen: toegewijd zijn.
"Toewijding"
Toewijding
is een woord uit de gewone omgangstaal. Zo zeggen wij dat iemand zijn werk met
volle toewijding doet. Van mensen die zich totaal voor een ideaal inzetten zegt
men dat zij hun leven aan dat ideaal hebben toegewijd. Bijna iedereen wijdt
zich toe aan iets of aan een ander. Eigenlijk moeten wij zeggen: zou zich aan iets, of aan iemand anders
dan zichzelf moeten toewijden. Het gaat om de diepste zin van het leven: buiten
zichzelf treden en zich met hart en ziel aan iets, of vooral aan iemand geven.
Met
de woorden toewijding en zich toewijden verwijst Montfort dus naar
deze diepste levenszin, zij zijn kenmerkend voor de devotie die hij aanwijst. Zij
bestaat in het reageren op Gods stem. Hiervoor leest hij met een luisterend
hart de hele bundel boeken die de Bijbel vervat en verneemt de dringende roep: “Mensen, lieve mensen! Al zo lang probeer Ik je te
bereiken; Ik verlang naar je, Ik kijk naar je uit, Ik zoek je met aandrang.
Luister toch en kom naar Mij toe. Ik wil je gelukkig maken… (LEW 66). Montfort is gaan
reageren op die roep en heeft zich volledig beschikbaar gesteld. Toen is een
nieuwe wereld voor hem opengegaan, hij is met Gods ogen naar mensen en dingen
gaan kijken, hij is met Gods hart gaan beminnen. Hij is een nieuw mens geworden.
Toegewijdheid aan God verandert de mens, dat wil Montfort kenbaar maken.
Het doopsel: een roeping
De
roep van God naar vrijwillige medewerkers is niet alleen iets uit een ver
verleden, hij klinkt tot vandaag door en nog wel bij ieder doopsel, zo stelt
onze schrijver, maar voegt er meteen aan toe dat de meesten zich er niet van
bewust zijn. Daarom heeft hij er het centrale punt van zijn catechese van
gemaakt. Het is geen uitvinding van hem, hij verwijst naar de oproepen van
vroegere concilies die telkens vroegen aan de pastores om de gedoopten te helpen
om de hernieuwing van hun doopbeloften uit te spreken. Ook het voor ons recente
concilie, Vaticanum II, doet een oproep
om terug te gaan naar de bron, naar de Bijbel, om ons opnieuw te situeren
tegenover God die spreekt, die een vragende God is en wacht op een antwoord.
Je
kan op verschillende wijzen reageren op zijn vraag naar medewerking: volmondig
‘ja’ antwoorden, of stil iets mompelen, of niets zeggen. Het heeft ook veel te
maken met het Godsbeeld dat wij hebben. Te gemakkelijk beelden wij ons een God
in die er is om geschenkjes uit te delen aan brave mensen en anderen te
straffen. In Jezus is het diepste verlangen van de onzichtbare God zichtbaar
geworden. Hij is het leven van goeden en kwaden komen delen, Hij is afgedaald in
het Golgota van de mensen om hen van daaruit te bevrijden. Door lijden en dood
heen heeft Hij een poort geopend naar nieuw leven.
Doorheen
de hele bijbel ontdekt de aandachtige lezer een rode draad, als hij die volgt
gaat hij merken dat bij het ja-woord van Maria een beslissend keerpunt in het
plan van God tot stand is gekomen: Hij is mens kunnen worden. Hij heeft zijn
intrek bij haar kunnen nemen. Welnu, dit wonder hernieuwt zich bij elk doopsel,
tenminste als het ja-woord op Gods vraag even klaar en helder is dan dat van
Maria. God wil mens worden, ook in deze tijd, zo herhaalt Montfort in alle
toonaarden.
Een innige verbondenheid
Een
‘helder’ ja-woord, dat is hét probleem, want wie lijkt op Maria en wie geeft
God de kans om zijn intrek bij hem te nemen? “Zelden treft men tegenwoordig zo
iemand aan”, zegt Montfort in nummer 110, daarom heeft hij de pen ter hand
genomen.
Maria
is een uitstekende hulp. Hij heeft het eerder in zijn geschrift al aangeduid en
hij zal het verderop op andere wijzen herhalen. Laat ik het samenvatten. Maria
heeft een heel bijzondere band met Jezus Christus. Hij is nooit inniger met een
mens verenigd geweest dan met haar, en zij met Hem, zowel fysiek als gelovig.
Zij heeft Hem als kind gekoesterd, zij is Hem op zijn wegen gevolgd. Met de ogen
van haar hart heeft zij zich meermaals afgevraagd: wie is Hij toch? Vol
bewondering en verwondering heeft zij Hem nooit losgelaten, ook niet op Golgota.
Zij kreeg er bovendien een opdracht, namelijk 'moeder’ te zijn voor de
leerlingen. Niemand was inniger verbonden met Jezus en met zijn werk. De
hartenwens van beiden was zo innig dat Montfort kan zeggen: “Hoe meer iemand aan Maria is toegewijd, hoe meer hij dat vanzelf
ook aan Jezus Christus is.” Deze vaststelling is belangrijk voor degenen die
zouden denken dat men Jezus tekortdoet als men zich tot Maria wendt. Zijn
ervaring heeft hem geleerd dat het er niet weinigen zijn!
"Volmaakte
toewijding"
![]() |
Verbondscontract met God |
Als hij dit uitlegt valt het op dat hij de woorden ‘volmaakt’ en
‘toewijding’ verbindt en herhaalt. Hij heeft er ongetwijfeld een bedoeling mee:
“De
volmaakte toewijding aan Jezus Christus is bijgevolg niets anders dan een
volmaakte en volledige toewijding van zichzelf aan de allerheiligste Maagd. En dit is juist de devotie die ik
verkondig. Anders gezegd: het is de volmaakte hernieuwing van de plechtige
beloften van het heilig doopsel.”
Hij legt een accent op de ‘volmaakte’ hernieuwing van de doopbeloften. In
zijn catechese ziet hij het doopsel als een ‘contract’ met God. Hij liet
briefjes drukken met als titel: “Verbondscontract met God”, je moest kennis
nemen van de inhoud en, indien je akkoord ging, kon je het dateren, tekenen en
deponeren. Het was een pedagogisch middel om een belangrijk aspect van het
doopselsacrament te doen kennen. Maar, zo waarschuwde Montfort, hoe krachtig is
je "ja"? Is het zo helder als dat van Maria? Daarom spoorde hij
iedereen aan om Maria te betrekken in je leven van iedere dag. Omdat je zwak bent
wordt zij je door Jezus als hulp aangereikt. Zij helpt je om tot ware
toegewijdheid te komen.
En de beloning?
Voor wat hoort wat, zegt het spreekwoord. Wat krijg je terug voor je grote
edelmoedigheid? Montfort besteedt er enkele
bladzijden aan, want omtrent het handelen van God en zijn genaden heersen vele
misverstanden, vroeger en nu nog. Te gemakkelijk beeldt men zich een god in,
anders dan Hij die zich geopenbaard heeft. In de aanhef van zijn evangelie onderstreept
Johannes de onbegrijpelijke houding van God met de term ‘God is liefde’. Paulus
zegt het concreter: “God bewijst zijn liefde voor ons juist hierdoor dat
Christus voor ons is gestorven toen wij nog zondaars waren” (Rom 5,8). Genade
is geen kwestie van verdienen. De liefde van God verdien je niet, je krijgt ze.
En ware wederliefde zoekt geen eigen voordeel. Je krijgt geen andere beloning
dan deze: met Jezus verenigd zijn hier op aarde en later. Maar wel dit: je
leven krijgt een nieuwe dimensie, vaak ten voordele van vele anderen. Het is
goed te bidden voor anderen, maar ga geen handeltje opzetten met de verdiensten
die voortspruiten uit je gebed en je goede werken. "Wees gerust", zo
zegt Montfort in verband hiermee - en hij spreekt uit ervaring – "je gratis
toegewijdheid zal je geen nadeel berokkenen: noch Jezus noch Maria laten zich
in erkentelijkheid overtreffen" (132).
Frans Fabry