Pagina's

maandag 2 april 2012

Het doopsel: een roeping - WG 126 - 130


De roep van God naar vrijwillige medewerkers is niet alleen iets uit een ver verleden, hij klinkt tot vandaag door en nog wel bij ieder doopsel, zo stelt onze schrijver, maar voegt er meteen aan toe dat de meesten zich er niet van bewust zijn. Daarom heeft hij er het centrale punt van zijn catechese van gemaakt. Het is geen uitvinding van hem, hij verwijst naar de oproepen van vroegere concilies die telkens vroegen aan de pastores om de gedoopten te helpen om de hernieuwing van hun doopbeloften uit te spreken. Ook het voor ons recente concilie,  Vaticanum II, doet een oproep om terug te gaan naar de bron, naar de Bijbel, om ons opnieuw te situeren tegenover God die spreekt, die een vragende God is en wacht op een antwoord.
We lezen in de Ware Godsvrucht de nummers 126 tot en met 130: 



126. Zoals ik reeds opmerkte, kan men deze devotie heel gevoeglijk een volmaakte hernieuwing van de plechtige beloften van het heilig Doopsel noemen. Vóór zijn Doopsel immers was iedere christen slaaf van de duivel: hij behoorde hem toe. Tijdens het Doopsel echter heeft hij, ofwel persoonlijk ofwel bij monde van peter en meter, plechtig verzaakt aan Satan, aan diens vertoon en bedoening; heeft hij Jezus Christus tot zijn Meester en absolute Heer gekozen, om als slaaf uit liefde van Hem afhankelijk te zijn.

Welnu, precies hetzelfde doet men door deze devotie. Zoals verwoord wordt in de toewijdingsformule verzaakt men aan de duivel, aan de wereld, aan de zonde en aan zichzelf en geeft men zich totaal aan Jezus Christus door de handen van Maria. Er gebeurt nu zelfs meer dan bij het Doopsel. Dan immers spreekt men gewoonlijk door de mond van een ander, namelijk van peter en meter; en men geeft zich aan Jezus Christus slechts door gevolmachtigenden. Maar bij deze devotie handelt men persoonlijk, vrijwillig en met kennis van zaken. En bij het Doopsel geven we ons niet door de handen van Maria aan Jezus Christus, tenminste niet uitdrukkelijk. Ook staan wij Jezus Christus niet de waarde van onze goede werken af; na het Doopsel blijven wij geheel vrij om ze op wie ook toe te passen of zelf te behouden. Door deze devotie echter geven we ons uitdrukkelijk door de handen van Maria aan de Heer en wijden Hem de waarde van al onze handelingen toe.

127. De heilige Thomas zegt: “Bij het heilig Doopsel beloven de mensen plechtig te verzaken aan de duivel en zijn vertoon”. Volgens de heilige Augustinus is deze plechtige belofte de voornaamste en meest noodzakelijke: “Onze hoogste belofte waardoor we hebben beloofd voor altijd in Christus ons verblijf te vestigen”. Hetzelfde beweren de canonisten: “De belangrijkste belofte is die welke we doen bij het Doopsel”.

Maar wie houdt zich aan die belangrijke en plechtige belofte? Wie leeft trouw volgens de toezeggingen die gedaan werden bij het heilig Doopsel? Is het niet zo, dat bijna alle christenen verzaken aan de trouw die zij Jezus Christus bij hun Doopsel beloofd hebben? Hoe anders deze algemene ordeloosheid te verklaren dan door het feit dat men de verplichtingen vergeet die men door de plechtige beloften van het heilig Doopsel op zich heeft genomen; en dat bijna niemand persoonlijk het verbond bekrachtigt dat hij eens met God gesloten heeft door zijn peter en meter?

128. Vandaar dan ook dat het concilie van Sens, op last van Lodewijk de Vrome bijeengeroepen om de grote ordeloosheid onder de christenen uit de wereld te helpen, als zijn oordeel te kennen gaf, dat de voornaamste oorzaak van dit zedenbederf hierin gezocht moest worden, dat men vergeten was of niet besefte wat men in het heilig Doopsel op zich had genomen. En deze kerkvergadering wist geen beter middel om zo’n groot euvel te verhelpen dan de christenen ertoe te brengen de plechtige beloften van hun heilig Doopsel te hernieuwen.

129. De Catechismus van het Concilie van Trente, de getrouwe tolk van de bedoeling van deze heilige kerkvergadering, spoort de pastoors aan hetzelfde te doen. Zij moeten hun mensen opnieuw tot het gelovig besef brengen dat zij aan de Heer Jezus Christus gebonden en toegewijd zijn als slaven aan hun Verlosser en Heer.

130. Wij zien dus dat concilies, kerkvaders en ook de ondervinding leren dat het beste middel om de ordeloosheid van de christenen uit de wereld te helpen, is: hen opnieuw bewust maken van de verplichtingen van hun Doopsel en hen de plechtige beloften, die ze daarbij hebben gedaan, doen hernieuwen. Is het dan niet redelijk, deze hernieuwing nu op volmaakte manier te doen, namelijk door deze devotie en toewijding aan de Heer door Zijn heilige Moeder? Ik zeg: op volmaakte wijze; want om zich aan Jezus Christus toe te wijden, bedient men zich van het allervolmaaktste middel: de allerheiligste Maagd.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten