Pagina's

maandag 2 april 2012

Toewijding - WG 121 - 125


Toewijding is een woord uit de gewone omgangstaal. Zo zeggen wij dat iemand zijn werk met volle toewijding doet. Van mensen die zich totaal voor een ideaal inzetten zegt men dat zij hun leven aan dat ideaal hebben toegewijd. Bijna iedereen wijdt zich toe aan iets of aan een ander. Eigenlijk moeten wij zeggen: zou zich aan iets, of aan iemand anders dan zichzelf moeten toewijden. Het gaat om de diepste zin van het leven: buiten zichzelf treden en zich met hart en ziel aan iets, of vooral aan iemand geven.

We lezen in de Ware Godsvrucht de nummers 121 tot en met 125:

 121. Deze devotie bestaat dus in een volledige overgave van zichzelf aan de allerheiligste Maagd om door haar volledig aan Jezus Christus toe te behoren. Wij moeten haar geven: 1) ons lichaam met al zijn zintuigen en ledematen; 2) onze ziel met al haar vermogens; 3) onze uitwendige goederen, ons aards bezit, zowel dat van nu als dat van later; 4) onze innerlijke, geestelijke verworvenheden, namelijk onze verdiensten, deugden en goede werken van verleden, heden en toekomst. Kortom, wij moeten haar alles geven wat wij bezitten in de orde van de natuur en van de genade, evenals al datgene wat wij later in de orde van de natuur, van de genade en van de glorie nog zullen ontvangen. En dit alles zonder enig voorbehoud, nog niet van een duit, een haar of de minste goede daad; en wel voor alle eeuwigheid. En wij moeten het schenken zonder op iets anders aanspraak te maken of enige hoop te koesteren op een andere beloning voor onze overgave en onze dienstbaarheid dan de eer, door haar en in haar aan Jezus Christus te behoren. En dat, zelfs al was deze beminnelijke Meesteres niet, wat zij in werkelijkheid altijd is, het meest vrijgevige en erkentelijke van alle schepselen.

122. Het is hier de plaats om in onze goede werken een duidelijk onderscheid te maken tussen de genoegdoening en de verdienste, met andere woorden de genoegdoenende of verkrijgingswaarde en de verdieningswaarde. De genoegdoenende of verkrijgingswaarde van een goed werk is die goede daad inzoverre deze voor de zondestraf voldoet of nieuwe genade verkrijgt. De verdienende waarde - of verdienste - is een goede daad in zoverre deze de genade en eeuwige glorie verdient.

Welnu, in deze toewijding van onszelf aan de allerheiligste Maagd geven wij haar de gehele voldoenings-, verkrijgings- en verdieningswaarde, met andere woorden de genoegdoeningen en verdiensten van al onze goede werken. Onze verdiensten, genaden en deugden geven wij haar echter, om ze - zoals we later nog zullen uitleggen - voor ons te bewaren, te vermeerderen en te verfraaien; niet om ze aan anderen uit te delen. Immers onze verdiensten, genaden en deugden zijn eigenlijk onmededeelbaar. Alleen Jezus Christus heeft ons Zijn verdiensten kunnen meedelen door zich voor ons bij Zijn Vader borg te stellen. Onze genoegdoeningen daarentegen schenken wij Maria wel om ze mede te delen aan wie haar goeddunkt en tot Gods meerdere glorie.

123. Hieruit volgt: 1° Door deze devotie geeft men aan Jezus Christus op de meest volmaakte manier - immers door de handen van Maria - alles wat men Hem maar geven kan, en veel meer dan bij andere devoties het geval is. Want daarbij schenkt men Hem slechts een gedeelte van zijn tijd of van zijn goede werken of van zijn genoegdoeningen en verstervingen. Maar hier wordt alles prijsgegeven en toegewijd, tot zelfs het recht om over onze innerlijke verworvenheden te beschikken en over de genoegdoeningen die wij door onze goede werken dagelijks bijwinnen. Zelfs de religieuze professie gaat niet zo ver. Want in religieuze instituten geeft men aan God zijn aardse bezittingen door de gelofte van armoede, zijn lichaamsvermogen door de gelofte van kuisheid, zijn eigen wil door de gelofte van gehoorzaamheid, soms ook nog zijn bewegingsvrijheid door de gelofte van het kloosterslot. Maar men doet geen afstand van het vrije beschikkingsrecht over de waarde van zijn goede werken. Men ontdoet zich niet zoveel mogelijk van het kostbaarste en dierbaarste dat een christen bezit: zijn verdiensten en genoegdoeningen.

124. 2° Wie zich op die manier door Maria vrijwillig aan Jezus Christus heeft toegewijd en geofferd, kan dus over de waarde van geen enkel van zijn goede werken meer beschikken. Al zijn lijden, goede gedachten, woorden en daden behoren aan Maria, opdat zij erover kan beschikken volgens de wil van haar Zoon en tot Zijn meerdere eer. Toch komt deze afhankelijkheid volstrekt niet in conflict met onze plichten van staat, noch voor het ogenblik, noch later. Neem bijvoorbeeld een priester die ambtshalve of anderszins de voldoenende en verkrijgingswaarde van een heilige Mis op een bepaald iemand moet toepassen. Dit zichzelf opdragen gebeurt immers slechts volgens de door God gestelde orde en zijn plichten van staat.

125. 3° Men wijdt zich tegelijkertijd aan de allerheiligste Maagd en aan Jezus Christus toe; aan de allerheiligste Maagd als aan het volmaakte middel, door Jezus Christus gekozen om zich met ons te verenigen en ons met Hem; aan de Heer als aan ons einddoel: onze Verlosser en God, aan wie wij alles te danken hebben wat wij zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten