Pagina's

woensdag 30 november 2011

De onwetendheid - WG 63 - 67

De onwetendheid over de ware gods-dienst - dienst aan God, heeft Montfort zozeer aangegrepen, dat hij zijn lezers uit het oog verliest en - in een aangrijpend gebed tot Jezus - zijn beklag doet over het feit dat menige verantwoordelijke van de catechese de 'noodzakelijke band' niet kent tussen Jezus en Maria. Hij stort zijn hart uit en zegt dingen die hij in het openbaar waarschijnlijk anders zou formuleren, minder kwetsend voor sommige geleerden, maar ze staan op papier en iedereen kan ze lezen. Het is een klacht van meerdere bladzijden.
Je kan ze hieronder lezen zoals ze staan in het boekje van 'De Ware Godsvrucht'. Het zijn de nummers 63 tot en met 67.


63. Hier wend ik mij een ogenblik tot U, beminnelijke Jezus,
om mij bij Uw goddelijke Majesteit liefdevol te beklagen over het feit
dat de meeste christenen, zelfs de geleerdsten,
niet de noodzakelijke band kennen tussen U en Uw heilige Moeder.

Heer, U bent altijd met Maria en Maria is altijd met U.
Zij kan niet zonder U, want anders zou zij ophouden te zijn wat zij is.
Zij is door de genade zozeer omgevormd in U, dat zij niet meer leeft of bestaat.
U alleen, Jezus, leeft en heerst in haar volkomener dan in alle engelen en zaligen.
Als men eens wist hoeveel heerlijkheid en liefde U in dit bewonderenswaardige
schepsel ontvangt, dan zou men voor U en voor haar heel andere gevoelens
koesteren dan nu. Zij is zo één met U, dat men nog eerder het licht zou kunnen
scheiden van de zon en de hitte van het vuur. Of nog sterker: men zou eerder
alle engelen en heiligen van U kunnen verwijderen dan de van God vervulde Maria;
want zij bemint U vuriger en verheerlijkt U volmaakter dan al Uw andere schepselen samen.

64. Is het dan niet vreemd en betreurenswaardig, beminnelijke Meester,
als men de onwetendheid en duisternis ziet waarin de mensen op aarde
met betrekking tot Uw heilige Moeder verkeren?
En nu spreek ik nog niet eens van afgodendienaars en heidenen,
want die kennen U niet, laat staan dat ze haar zouden willen kennen.
Ik bedoel zelfs geen ketters en schismatieken; die hebben zich immers van U
en van Uw heilige Kerk afgescheiden en daarom zullen zij er zich wel voor wachten,
Uw heilige Moeder te vereren. Neen, ik heb het over katholieke christenen, 
zelfs over doctoren onder de katholieken; beroepshalve houden zij anderen
de waarheid voor, maar van U en Uw heilige Moeder hebben ze enkel
een theoretische, dorre, onvruchtbare en vrijblijvende kennis.
Alleen bij hoge uitzondering handelen die heren over Uw heilige Moeder
en de haar verschuldigde devotie; zogezegd omdat zij vrezen
dat men er misbruik van maakt en door een overdreven verering
van Uw heilige Moeder U beledigt. Zij zien of horen wel eens dat een of andere
vereerder van de heilige Maagd dikwijls op een tedere, krachtige en overtuigende
manier over de devotie tot die goede moeder spreekt, en verkondigt dat dit
een zeker, feilloos middel is, een korte en veilige, smetteloze en voortreffelijke
weg en een wonderlijk geheim om U volkomen te leren kennen en liefhebben.
Dan protesteren zij luidkeels tegen hem en met alle mogelijke drogredenen
proberen ze hem aan te tonen, dat hij niet zoveel over de heilige Maagd moet spreken:
dat er grote misbruiken in deze devotie zijn ingeslopen en dat we ons best moeten
doen die uit te roeien. Het zou namelijk beter zijn over U te spreken
dan mensen te brengen tot devotie ten opzichte van de heilige Maagd,
want van haar houden ze toch al genoeg.

Het gebeurt wel eens dat ze over de godsvrucht tot Uw heilige Moeder handelen,
maar dan niet om die ingang te doen vinden en ertoe over te halen,
maar om de misbruiken ervan uit te roeien.
Met dat al koesteren die heren geen greintje vroomheid of tedere genegenheid
jegens U, juist omdat ze niets voor Maria voelen.
De rozenkrans, het schapulier en het rozenhoedje beschouwen ze als kwezelarij,
typisch voor onwetenden: men kan wel zonder die dingen zalig worden.
Wanneer hun een Mariavereerder in handen valt die het rozenhoedje bidt
of een andere devotievorm jegens haar beoefent,
dan zullen zij hem weldra tot andere inzichten en gevoelens brengen;
ze raden hem aan de zeven boetpsalmen te bidden in plaats van het rozenhoedje,
en de godsvrucht tot Jezus Christus te beoefenen in plaats van die tot de heilige Maagd.

Beminnelijke Jezus, zijn die mensen nu werkelijk bezield met Uw geest?
Doen zij U een genoegen met zulk een handelwijze?
Kan men U een plezier doen wanneer men, uit vrees U te mishagen,
niet alle moeite doet Uw Moeder aangenaam te zijn? 
Staat de devotie tot Uw heilige Moeder die tot U soms in de weg?
Eigent zij zich de haar bewezen eer soms zelf toe? Leeft zij in een wereld apart?
Is zij een vreemde die niets met U te maken heeft?
Is het U onaangenaam als men haar wil behagen?
En wie zich uit liefde aan haar wegschenkt, scheidt die zich af,
verwijdert die zich van de liefde tot U?

65. Maar, beminnelijke Meester, zelfs in de veronderstelling dat al die vragen
een bevestigend antwoord moesten krijgen, dan zouden de meeste geleerden,
tot straf voor hun hoogmoed, niet méér afstand nemen van de devotie
tot Uw heilige Moeder en er zich niet méér onverschillig voor tonen dan ze nu al doen.

Bewaar mij, Heer, bewaar mij voor hun gevoelens en praktijken.
Laat mij enigszins delen in Uw gevoelens van dankbaarheid, hoogachting,
eerbied en liefde ten opzichte van Uw heilige Moeder.
Want dan zal ik steeds meer leven als U en U van meer nabij volgen,
en zo U des te meer beminnen en verheerlijken.

66. Alsof ik tot hiertoe nog niets ter ere van Uw heilige Moeder had gezegd,
“verleen mij de gunst haar waardig te prijzen” (Bonaventura),
en dat ondanks al haar vijanden, die Uw vijanden zijn.
Laat mij hen, samen met de heiligen, uitdrukkelijk zeggen:
“Wie Gods heilige Moeder beledigt,
hoeft niet te rekenen op Zijn barmhartigheid” (Wilhelmus van Parijs).

67. Geef mij een vurige liefde voor U, om zo van Uw barmhartigheid
een waarachtige devotie tot Uw heilige Moeder te verkrijgen
en de hele wereld daartoe aan te zetten.
Aanvaard daarom de brandende bede die ik samen met de heilige Augustinus
en Uw echte vrienden tot U richt:
“Gij zijt de Christus, mijn heilige vader, mijn liefdevolle God en machtige koning,
mijn goede herder, mijn enige meester, mijn beste helper,
mijn schoonste welbeminde, mijn levensbrood, mijn priester in eeuwigheid,
mijn gids naar het vaderland, mijn ware licht, mijn heilige zoetheid, mijn rechte weg,
mijn uitmuntende wijsheid, mijn pure eenvoud, mijn vreedzame eendracht,
heel mijn bescherming, mijn voortreffelijk erfdeel, mijn eeuwig heil.......
Christus Jezus, lieflijke Heer, waarom heb ik in heel mijn leven iets anders bemind,
waarom iets anders begeerd dan U, Jezus, mijn God?
Waar was ik wanneer ik in mijn geest niet met U was?
Al mijn verlangens, van nu af moet gij eindelijk ontvlammen 
en in de Heer Jezus uitstromen; haast u, gij hebt tot nu toe genoeg getalmd;
spoedt u waarheen gij gaat; zoekt wie gij zoekt. Jezus,
wie U niet bemint zij vervloekt; wie U niet bemint moge
met bittere ervaringen worden vervuld...
Lieve Jezus, heel mijn goede gezindheid die past bij het lofprijzen van U,
moge U beminnen, in U haar behagen scheppen, U bewonderend aanschouwen.
God van mijn hart en mijn erfdeel, Christus Jezus, laat mijn hart zich losmaken
van zijn levensadem en moge Gij in mij leven,
en moge de levende vuurkool van Uw liefde mijn levensgeest doen ontbranden
en groeien tot een volmaakt vuur;
moge het steeds branden op het altaar van mijn hart,
gloeien in mijn binnenste, vlammen in de geheime plekken van mijn ziel;
moge ik op de dag van mijn voleinding volmaakt bevonden worden bij U. Amen.”

Ik heb hier dit prachtige gebed van de heilige Augustinus willen weergeven;
dan kunnen degenen die dit wensen,
het dagelijks bidden om de liefde tot Jezus te vragen
die wij door de van God vervulde Maria trachten te verkrijgen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten