Commentaar op de Ware Godsvrucht van Montfort (110 - 119)
We naderen de kern
‘Ware’ godsdienstigheid, zoals
Montfort ze omschrijft, is een God-gerichtheid door God zelf bij de gelovige
gewekt. Zij is immers de reactie van de mens op het aanbod van God, zijn
verbond. Van het ingaan van de gelovige op dit aanbod, hangt af of het verbond
krachtdadig is of niet. Een helder ja-woord uitspreken is een rariteit, zo stelt
Montfort en hij voegt eraan toe dat Maria een kostbare hulp is die echter
zelden maximaal wordt aangewend: “Slechts zelden treft men
tegenwoordig zo iemand aan! Juist om te zorgen dat er voortaan meer dergelijke
vereerders komen, ben ik begonnen op schrift te stellen wat ik in mijn missies
jarenlang, zowel publiek als privé, met vrucht heb onderwezen” (110).
Een
passage met veel emotie
“Reeds veel heb ik over de allerheiligste Maagd gezegd en
nog meer heb ik over haar te zeggen, maar oneindig veel meer zal ik binnen dit
bestek, waarin ik een waarachtig Mariavereerder en een echte leerling van Jezus
Christus wil vormen, onbesproken laten, ofwel uit onwetendheid, uit
onbekwaamheid of uit tijdgebrek” (111). Hebt je het opgemerkt: vooreerst zegt
Montfort dat woorden tekort schieten, en vervolgens drukt hij weer eens bondig
zijn hoofddoel uit: ‘echte leerlingen van Jezus vormen’.
“ Wat zou mijn moeite goed besteed zijn, als dit
bescheiden boekje terecht kwam in de handen van een welgeaard mens, geboren uit
God en Maria… en als het hem, door de genade van de heilige Geest, duidelijk de
verhevenheid zou openbaren en doen inzien van de ware en hecht gefundeerde
devotie tot de allerheiligste Maagd die ik nu ga uiteenzetten!” Is het je opgevallen, Montfort heeft het over
een geboorte? Hij doet denken aan woorden van Jezus en de verbazing van
Nicodemus: opnieuw geboren worden, hoe kan dat nu? Het gaat om niet minder dan
een nieuw begin dat niet hij, maar de heilige Geest kan "openbaren en doen
inzien."
Het
gaat om iets fundamenteels. Montfort wordt echt emotioneel: “Als ik, haar
geringste kind en slaaf, met mijn zondig bloed iets ertoe zou kunnen bijdragen
om de waarheden die ik ter ere van mijn lieve moeder en oppermeesteres
neerschrijf, in de harten te prenten, dan zou ik in plaats van inkt dat bloed
gebruiken om deze letters te vormen…” (112).
De eigenaardige nummers 113-114
“ Meer dan ooit voel ik mij aangemoedigd om te geloven en
te hopen al wat diep in mijn hart ligt gegrift en wat ik al sinds jaren van God
afsmeek: dat de allerheiligste Maagd vroeg of laat meer kinderen, dienaren en
slaven uit liefde zal hebben dan ooit, en dat hierdoor mijn beminde Meester
Jezus Christus meer dan ooit in de harten zal heersen.”
“Ik
voorzie het wel: razende dieren komen woedend aanstormen om met hun duivelse
tanden dit bescheiden boekje en hem van wie de heilige Geest zich bediend heeft
om het te schrijven, te verscheuren; of het tenminste in de donkere stilte van
een kist te verstoppen om het onbekend te laten blijven. Zelfs de mannen en
vrouwen die het lezen en in praktijk brengen, zullen ze bestoken en vervolgen.
Maar wat zou het! Des te beter! Dit vooruitzicht vuurt mij aan, doet mij groot
succes verwachten: een groot eskadron dappere, onverschrokken soldaten van
Jezus en Maria, zowel mannen als vrouwen, die de wereld, de duivel en de
bedorven natuur bestrijden in de hachelijke tijd die meer dan ooit op komst
is” (114). En hij eindigt met twee doordenkertjes
uit de evangelies: “Wie het leest, laat hij het begrijpen.” “Wie het kan
vatten, laat hij het vatten.”
Twee
kanttekeningen
Het
verdwijnen van zijn geschrift in een koffer, de duivelse tanden die het boekje
zullen verscheuren en de razernij waarmee de mannen en vrouwen zullen bestreden
worden, de hachelijke tijd die op komst is, doen denken aan wat gebeurd is
tijdens de Franse revolutie en het antiklerikaal geweld dat zich toen ook zwaar
tegen de Montfortanen en de Dochters der Wijsheid heeft gekeerd en slachtoffers
heeft geëist. Veiligheidshalve hadden zij alles wat belangrijk was in de grond
verstopt om het later weer op te graven. Ondermeer dit handgeschreven boekje,
slechts ontdekt in 1842, met vooraan en achteraan bladzijden afgescheurd. Het
is opvallend dat de auteur midden in een doorlopende tekst het lot van zijn
geschrift voorzag.
Zoals
we al zeiden: de godsdienstigheid waar Montfort het over heeft betreft iets
fundamenteels, maar er is nog iets merkwaardigs op een heel ander niveau.
Montfort zet hier mannen en vrouwen op gelijke hoogte: “…een groot eskadron
dappere, onverschrokken soldaten van Jezus en Maria, zowel mannen als vrouwen”.
De zending die voortvloeit uit de doopgenade duldt geen onderscheid tussen man
en vrouw. We zijn met Montfort in het begin
van de 18de eeuw, en hij duidt reeds een stevig theologisch fundament
aan waarop elk lekenapostolaat steunt. Zijn boekje heeft vooral in de 20ste
eeuw evangelisatiebewegingen tot stand gebracht waarin geen onderscheid gemaakt
wordt tussen mannen en vrouwen. De meest bekende is het nu wereldwijde Legioen
van Maria, rechtstreeks voortgesproten uit het boekje van Montfort, maar er
zijn nog andere, zelfs religieuze instituten van mannen en vrouwen. Van zijn
kant heeft Johannes Paulus II met het Totus
Tuus van Montfort dit aspect van de godsdienstigheid met overtuiging de
wereld door gedragen.
Opnieuw de draad opnemen
Na deze merkwaardige onderbreking neemt Montfort weer de
draad van zijn uiteenzetting op. Hij citeert een reeks waardevolle
devotiepraktijken en voegt eraan toe: er zijn er nog veel meer. Dan verwijst
hij naar zijn kern van zijn betoog: de meest volmaakte praktijk doen kennen.
Het klinkt pretentieus, maar geeft hier als verantwoording dat hij bijna alle
boeken over deze materie gelezen heeft en zijn inzichten aan vooraanstaande
geleerden heeft voorgelegd en getuigt: “Ik kan nu met nadruk verklaren: ik heb
geen enkele vorm van godsvrucht tot de heilige Maagd leren kennen, die te
vergelijken is met die ik nu ga uiteenzetten”.
De reden: “Geen enkele vraagt van een mens meer offers
voor God, ontledigt hem meer van zichzelf en zijn eigenliefde, en bewaart hem
getrouwer in de genade en de genade in hem; geen devotie verenigt iemand
volmaakter en gemakkelijker met Jezus Christus; kortom geen verheerlijkt God
meer, heiligt de mens meer en verschaft de naaste meer voordeel” (118). Het is weer een van die volzinnen waarvan elk
element verdient om erbij stil te staan.
De aanzet doet denken aan een passage bij Paulus waar hij
het heeft over ware godsdienstigheid:
“Ik vermaan u bij Gods ontferming: wijd uzelf aan Hem toe als een
levende, heilige offergave, Hem welgevallig.
Dat is de geestelijk eredienst die u past” (Rom 12,1). In het tweede deel van die lange zin valt de
drievoudige dimensie van ware godsdienstigheid op: God verheerlijken,
persoonlijk geheiligd worden en uiterst nuttig worden (efficiënt) voor de
medemens.
De
man met ervaring spreekt
“Omdat het wezen van deze devotie bestaat in het
innerlijk dat gevormd moet worden, zullen niet alle mensen er evenveel van
begrijpen. Enigen - in feite de meesten - zullen bij de uiterlijke kant ervan
blijven staan en het daarbij laten. Anderen - een kleine groep - zullen wel tot
het innerlijke ervan doordringen, maar niet hoger dan één trap opklimmen. Wie
zal de tweede bestijgen en wie de derde bereiken? Tenslotte: wie zal er
bestendig vertoeven? Alleen hij, aan wie de geest van Jezus Christus dit geheim
zal openbaren. Hij zelf zal de heel getrouwe mens erheen leiden om hem te doen
voortgaan van deugd tot deugd, van genade tot genade en van licht tot licht. Zo
komt hij tot de omvorming van zichzelf in Jezus Christus, tot de volle rijkdom
van Zijn volwassenheid op aarde en van Zijn glorie in de hemel” (119).
Wie
kan dat aan?
Heb je het opgemerkt? Montfort spreek over een ‘geheim’,
een term die trouwens vaak opduikt in zijn geschriften en verwijst hiermee naar
iets dat de meesten niet kennen en dat je bovendien niet op eigen krachten kunt
verwerven; het wordt je meegedeeld, ‘door de geest van Jezus die je zal
leiden’, zo voegt hij eraan toe. Een ander aspect is het gegeven dat het om een
weg gaat die een volhouden vergt. En het hoogtepunt is de omvorming: je bereikt
de volwassenheid van Christus, je wordt Gods ‘christen’ tussen de mensen. Je
wordt nieuw geboren. Ware godsdienstigheid brengt tot gelijkvormigheid aan
Jezus Christus en tot toegewijdheid aan zijn werk. Uiteindelijk gaat het om de
bereidheid om zijn werk voortzetten in deze tijd. Merk weer het samenbrengen op
van vertikalisme en horizontalisme, van genade en actie.
Paulus schreef aan de Romeinen over: “de geestelijke
eredienst die u past.” Montfort gaat ons de volgende keer doen nadenken over de
nauwe band tussen die eredienst, het doopsel en de doopbeloften. Dit komt goed
van pas, want met Pasen wordt ons gevraagd om deze belofte te hernieuwen.
Frans Fabry